Behandeling van een plasbuisvernauwing met een urethrotomie volgens Sachse

In verband met een plasbuisvernauwing ondergaat u binnenkort een urethrotomie volgens de methode Sachse in het Diakonessenhuis. In deze folder vindt u informatie over de aandoening, de behandelingsmogelijkheden en de gang van zaken rond de ingreep. Algemene informatie over een opname vindt u in de folder 'Opname in het Diakonessenhuis'.

Wat is een plasbuisvernauwing?

Een plasbuisvernauwing wordt ook wel urethrastrictuur genoemd (plasbuis = urethra, strictuur = vernauwing). Een plasbuisvernauwing ontstaat door beschadiging van het slijmvlies waarmee de plasbuis is bedekt. Door deze beschadiging kan littekenweefsel ontstaan, waardoor de plasbuis vernauwt.

Oorzaken

De beschadiging kan bijvoorbeeld ontstaan zijn doordat u als kind op de stang van de fiets bent gevallen. Andere mogelijke oorzaken van vernauwing van de plasbuis zijn het plaatsen van een katheter voor een operatie, geslachtsziekten, ontstekingen aan de penis of een prostaatoperatie. De plasbuisvernauwing begint meestal in de vorm van kleine ringetjes en kan langzaam verergeren en daarmee de plasbuis zelfs volledig blokkeren. Vaak is de oorzaak niet bekend.

Klachten

Net als veel andere urologische aandoeningen uit de plasbuisvernauwing zich in plasproblemen zoals:

  • een slechte urinestraal;
  • te vaak plassen;
  • vervelende aandrang om te plassen;
  • nadruppelen;
  • blaasontstekingen;
  • problemen met erectie en klaarkomen.

Gevolgen

De vernauwing geeft een verhoogde weerstand in de plasbuis. Naarmate de vernauwing verergert, neemt de weerstand toe. Urine kan er dus minder gemakkelijk langs. Om toch een goede urinestraal te houden gaat de blaas harder samentrekken. Dit geeft pijnklachten. Door de dagelijkse training van de blaas groeit de blaasspier. Deze doet letterlijk aan bodybuilding. Na jaren wordt deze dikker en ontstaan er uitstulpingen. Hierin blijft urine achter zodat er een verhoogd risico op blaasontstekingen ontstaat. Uiteindelijk functioneert de blaas niet meer en wordt plassen onmogelijk. Het is dus noodzakelijk om een vernauwing tijdig te behandelen.

Onderzoek

Als bij u een vernauwing is vastgesteld, bepaalt de uroloog eerst waar deze precies zit en hoe uitgebreid deze is. Op de polikliniek Urologie doen we hiervoor drie onderzoeken bij u: een uroflowmetrie, een urethrocystoscopie en een röntgenonderzoek. Als de uroloog een volledig beeld heeft van de vernauwing, zal hij/zij de behandelmogelijkheden met u bespreken en u adviseren over de behandeling die in uw situatie het meest geschikt is.

Uroflowmetrie

Bij dit onderzoek (uroflowmetrie) plast u op een speciaal toilet met meetapparatuur. Zo is te meten hoe krachtig uw urinestraal is. Informatie over dit onderzoek vindt u in de folder 'Uroflowmetrie en bladderscan'.

Urethrocystoscopie

De cystoscopie vindt plaats onder plaatselijke verdoving. De uroloog schuift een heel klein slangetje met daarin een camera (cystoscoop) in de plasbuis (urethra). Deze camera is verbonden met een monitor. De gehele binnenzijde van de plasbuis wordt gefotografeerd. De uroloog kan de vernauwing zo bekijken en de lengte en plaats van de vernauwing bepalen.

Röntgenonderzoek (retrograad urethrogram)

Het röntgenonderzoek vindt plaats op de afdeling Radiologie. De radioloog legt een zeer klein slangetje in het begin van de plasbuis. Door dit slangetje wordt contrastvloeistof in de plasbuis gespoten, zodat de binnenzijde van de buis gevuld is. Met röntgenapparatuur wordt een foto gemaakt zodat de buis als een zwarte streep in beeld komt. De strictuur is als een vernauwing te zien.

Behandelmogelijkheden

Er zijn meerdere behandelmogelijkheden voor een vernauwing van de plasbuis. De behandeling is afhankelijk van de plaats, lengte en de oorzaak van de vernauwing. In het Diakonessenhuis passen we de volgende ingrepen toe:

  • Oprekken van de vernauwing (dilatatie);
  • Insnijden van de vernauwing (urethrotomie volgens de methode Sachse);
  • Herstellen van de plasbuis (urethraplastiek).

Het doel van de behandelingen is om de vernauwing op te heffen en ervoor te zorgen dat er niet opnieuw een vernauwing ontstaat. Dit is lastig omdat door de behandeling opnieuw littekenweefsel kan ontstaan. De uroloog streeft ernaar dat nieuwe littekenvorming zo beperkt mogelijk blijft. In de volgende paragrafen leest u meer over de verschillende ingrepen.

Oprekken van de vernauwing (dilatatie)

Voor het oprekken van de vernauwing komt u naar de polikliniek Urologie. De uroloog verdooft uw plasbuis. Vervolgens wordt de vernauwing langzaam opgerekt met in dikte toenemende staafjes. Deze behandeling dient herhaald te worden. Hoe vaak hangt af van de ernst van de vernauwing en hoe snel de vernauwing terugkomt. Het kan zijn dat we u leren om zelf de plasbuis op te rekken. Dit heet 'Clean Intermittant Self Catheterisation'.

Insnijden van de vernauwing (urethrotomie volgens Sachse)

Deze operatie vindt plaats onder narcose of met een ruggenprik. De uroloog brengt via de plasbuis een buisje tot voor de vernauwing in. In dit buisje zit een camera en een mesje (of laser). Het mesje schuift uit het buisje en snijdt de vernauwing in. Hierdoor wordt de plasbuis weer wijder.

Herstellen van de plasbuis (urethraplastiek)

Urethraplastiek is een verzamelnaam voor verschillende operaties waarbij de plasbuisvernauwing wordt verholpen. In tegenstelling tot de hierboven genoemde methoden waarbij de vernauwing vanuit de plasbuis wordt benaderd, opent de uroloog bij deze operatie de huid en maakt de plasbuis geheel vrij. Meer informatie vindt u in de folder 'Behandeling van een plasbuisvernauwing met een urethraplastiek'.

Gang van zaken bij een urethrotomie volgens Sachse

Voorbereidingen

Als u bloedverdunnende medicijnen gebruikt, moet u dit van tevoren melden bij uw uroloog. In overleg met hem/haar zult u het gebruik van deze medicijnen geruime tijd voor de operatie moeten stoppen. Na de operatie overlegt u met uw uroloog wanneer u weer kunt beginnen met het gebruik van deze medicijnen.

Nuchter zijn
Voor deze operatie moet u nuchter zijn. Voorschriften over nuchter zijn vindt u in de folder 'Algehele en regionale anesthesie'.

Preoperatieve screening
De ingreep vindt plaats onder verdoving met een ruggenprik of onder algehele verdoving (narcose). Welke vorm van verdoving u krijgt, hoort u tijdens de preoperatieve screening. Meer informatie over de verdoving vindt u in de folder 'Algehele en regionale anesthesie'.

Verhinderd
Bent u verhinderd voor de operatie? Meld dit dan zo spoedig mogelijk aan de polikliniek Urologie. U kunt dan meteen een nieuwe afspraak maken.

Opname en operatie

Tijdstip van opname
Een dag voor de opname wordt u tussen 13.30 uur en 17.00 uur gebeld door de secretaresse van de verpleegafdeling en hoort u hoe laat en waar u in het ziekenhuis wordt verwacht.

Melden
Op de opnamedag meldt u zich op het afgesproken tijdstip op de afgesproken afdeling. Hier neemt u plaats in de ontvangstruimte.

Voorbereidingen in het ziekenhuis
Een verpleegkundige haalt u op voor het opnamegesprek. Hij/zij vraagt u naar uw medicijnen en de naam van uw contactpersoon. Neem daarom uw medicijnen en medicijnkaart mee naar het ziekenhuis. De verpleegkundige vertelt u hoe laat u ongeveer geopereerd wordt.

Na het opnamegesprek gaat u terug naar de ontvangstruimte tot de verpleegkundige u ophaalt voor de operatie. De verpleegkundige brengt u naar de voorbereidingsruimte. Onderweg laat u uw bagage achter in een kluisje.

In de voorbereidingsruimte kleedt u zich om in een operatiejasje en neemt u plaats op een bed. Uw kleding gaat samen met de sleutel van uw kluis in een tas die u van de verpleegkundige krijgt. Deze tas wordt aan uw bed bevestigd en blijft dus bij u in de buurt.

Vervolgens krijgt u medicijnen ter voorbereiding op de operatie. Er wordt een infuusnaald geprikt, uw bloeddruk wordt gemeten en u krijgt plakkers op uw borst om uw hartfunctie tijdens de operatie in de gaten te kunnen houden.

Op de operatiekamer
Na het toedienen van de verdoving start de uroloog met de operatie.

Duur van de operatie
De operatie duurt 30 minuten.

Na de operatie

Op de uitslaapkamer
Na de operatie gaat u naar de uitslaapkamer. De verpleegkundigen van de uitslaapkamer controleren uw bloeddruk, polsslag en temperatuur.

Op de verpleegafdeling
Als het gevoel in uw benen voldoende terug is na de ruggenprik of als u goed wakker bent na een narcose, gaat u naar de verpleegafdeling. Ook hier worden uw bloeddruk, polsslag en temperatuur regelmatig gecontroleerd.

Na de operatie heeft u een katheter in de plasbuis. In de meeste gevallen verwijdert een verpleegkundige de katheter de eerste dag na de operatie.

Bijwerkingen
Mogelijke bijwerkingen bij deze operatie zijn:

  • De katheter kan irritatie geven, waardoor u blaaskrampen (pijnlijk gevoel in de onderbuik met aandrang tot plassen) kunt krijgen. Tegen de blaaskrampen kunt u medicijnen krijgen.
  • Na het verwijderen van de katheter voelt het plassen wat branderig aan en kan de urine wat rood zijn. Door minimaal 2 liter per dag te drinken, spoelt u de blaas en verdwijnen deze klachten.

Resultaat van de ingreep
In 50 tot 70% van de gevallen ontstaat opnieuw een vernauwing die dan meestal nog uitgebreider is. Een tweede poging om de vernauwing definitief op te lossen met deze behandeling, leidt in 90% van de gevallen tot een teleurstelling.

Ontslag

Naar huis
Als u na het verwijderen van de katheter twee keer voldoende heeft geplast en er blijft weinig in uw blaas achter, mag u naar huis. Meestal is dit de dag na de operatie.

Leefregels en adviezen

  • 'Luister' naar uw lichaam en neem rust als het nodig is. U merkt vanzelf wanneer u in staat bent uw oude activiteiten (werken/sporten) weer op te pakken.
  • Voorkom vorming van bloedstolsels in de blaas door minimaal 2 liter per dag te drinken.
  • Voorkom verstopping (obstipatie) en pers niet bij de ontlasting. Gebruik vezelrijke voeding en drink minimaal 2 liter per dag.
    U mag de eerste 24 uur na de operatie niet autorijden. Of u daarna mag autorijden is afhankelijk van de polis van uw autoverzekering. Kijk dit zelf na.
  • De eerste week na de operatie mag u geen seks hebben.
  • De eerste twee weken na de operatie mag u niet fietsen.
  • Als u bloedverdunnende medicijnen gebruikt overleg dan met u uroloog wanneer u deze weer mag innemen.

Problemen thuis
Bij vragen of twijfels binnen 24 uur na ontslag kunt u bellen met de verpleegafdeling. Bij problemen na ontslag kunt u contact opnemen met:

  • De polikliniek Urologie (binnen kantoortijden)
  • Uw huisarts/huisartsenpost (buiten kantoortijden)

Contact opnemen
Neem in de volgende gevallen contact op:

  • Als u koorts boven de 38,5 graden Celsius krijgt. 
  • Bij koude rillingen (klappertanden). 
  • Als u ernstige branderige pijn bij het plassen heeft.

Controleafspraak
Ongeveer vier weken na de operatie komt u bij de uroloog terug op de polikliniek voor een controleafspraak. Deze afspraak wordt voor u gemaakt.

Vragen

Met vragen naar aanleiding van deze folder kunt u terecht bij de polikliniek Urologie. Het telefoonnummer vindt u achter in deze folder.

Telefoonnummers

Polikliniek Urologie
088 250 6327

Verpleegafdeling 3 CD Utrecht
088 250 6362 / 088 250 6363

Kort verblijf Zeist (A4)
​​​​​​ 088 250 9589

Opmerkingen over de tekst

Vindt u iets onduidelijk beschreven? Of ontbreekt er informatie? Dat horen wij graag. U kunt opmerkingen over de tekst doorgeven via [email protected]

Bijgewerkt op: 29 maart 2021

Code: URO39