Behandeling van een vergrote prostaat (hryntschak - open prostatectomie volgens Hryntschak)

Onderzoek heeft aangetoond dat u een vergrote prostaat heeft. In overleg met uw uroloog heeft u besloten dat u een operatie krijgt waarbij een deel van de prostaat wordt verwijderd. Deze operatie heet ook wel gedeeltelijke prostatectomie. In het Diakonessenhuis doen we dat volgens de zogenaamde Hryntschak methode. Voor deze ingreep wordt u vijf tot zeven dagen opgenomen in het ziekenhuis. In deze folder vindt u informatie over de ingreep en over de gang van zaken tijdens en na de opname. Algemene informatie over de opname vindt u in de folder 'Opname in het Diakonessenhuis'.

Wat is een (vergrote) prostaat?

De prostaat is een klier die vocht toevoegt aan de zaadcellen die in de zaadballen (testikels) worden aangemaakt. De prostaat ligt om de plasbuis heen op de plaats waar deze uit de blaas komt en overgaat in de penis.

In de puberteit is de prostaat ongeveer zo groot als een kastanje. Bij de meeste mannen begint de prostaat rond het vijftigste levensjaar te groeien en kan zo groot worden als een pruim of zelfs een sinaasappel. De oorzaak daarvan is niet bekend maar men neemt aan dat het te maken heeft met hormonale veranderingen op oudere leeftijd. Meestal is de groei alleen maar een toename van de omvang en berust de groei niet op kwaadaardigheid. De prostaat groeit zowel naar buiten als naar binnen en belemmert daardoor de weg van de urine. Als reactie hierop moet de blaasspier harder werken om de urine door het vernauwde afvoerkanaal naar buiten te persen. Hierdoor wordt de blaaswand dikker of rekt soms uit. Na verloop van tijd slaagt de blaas er niet meer in alle urine naar buiten te drijven zodat er altijd wat urine achterblijft. Hierdoor kunnen blaasinfecties en nierfunctiestoornissen ontstaan.

Afbeelding van een normale prostaat en een vergrote prostaat

Afbeelding 1 - Een normale prostaat (links) en een vergrote prostaat (rechts)

Wat is een open prostatectomie volgens Hryntschak?

Open prostatectomie betekent letterlijk het verwijderen van een gedeelte van de prostaat via een snede (10 tot 15 centimeter) in het midden van de onderbuik. Bij de methode van Hryntschak wordt het blokkerende prostaatweefsel via de blaas verwijderd. Dit doet de uroloog door met de wijsvinger het overtollige weefsel uit de prostaat weg te ‘pellen’. Er blijft een lege prostaatholte over. Het verwijderde weefsel wordt voor de zekerheid naar het laboratorium opgestuurd voor weefselonderzoek. De ingreep vindt plaats onder verdoving met een ruggenprik of onder algehele verdoving (narcose).

Een afbeelding van het verwijderen van overtollig prostaatweefsel

Afbeelding 2 - Het verwijderen van overtollig prostaatweefsel

Effecten van de operatie

De meeste patiënten ervaren na de ingreep een zeer snelle vermindering van de klachten en een verbetering van de urinestroom.

NB: Na een prostaatoperatie is het vrijwel altijd zo dat sperma bij een zaadlozing niet meer naar buiten stroomt. Het zaadvocht neemt 'de weg van de minste weerstand' en dat is na de prostaatoperatie in de richting van de blaas in plaats van naar buiten. Het sperma wordt later ongemerkt uitgeplast. Dit betekent dat u waarschijnlijk geen kinderen meer kunt verwekken via de natuurlijke weg. Mocht u een kinderwens hebben, bespreek dit dan voor de ingreep met uw uroloog. Het gevoel tijdens het klaarkomen verandert niet.

Voorbereidingen

Vooraf melden

Als u bloedverdunnende medicijnen gebruikt, moet u dit van tevoren melden bij de uroloog. In overleg met hem/haar zult u het gebruik van deze medicijnen geruime tijd voor de operatie moeten stoppen.

Urine afnemen

Een week voor de operatie moet u naar de polikliniek Urologie komen voor het afnemen van urine. De urine wordt gecontroleerd op bacteriën. Als we vooraf weten welke bacteriën aanwezig zijn, kunnen we u voor de operatie passende antibiotica geven om de kans op een infectie tijdens of na de operatie te verkleinen. Voor het maken van de afspraak voor het afnemen van urine kunt u bellen met de polikliniek Urologie via telefoonnummer 088 250 6327.

Voorbereiding verdoving

Voorafgaand aan de operatie heeft u een gesprek met de anesthesioloog. De anesthesioloog bespreekt de vorm van verdoving (anesthesie) met u. Informatie over de verdoving vindt u ook in de folder 'Algehele en regionale anesthesie'.

Nuchter zijn

Voor deze operatie moet u nuchter zijn. Voorschriften over nuchter zijn vindt u in de folder 'Algehele en regionale anesthesie'.

Verhindering

Bent u verhinderd? Geef dit dan uiterlijk 48 uur voor de opname door aan de opnameplanner Urologie. U kunt dan meteen een nieuwe afspraak maken.

Meenemen

In de folder 'Opname in het Diakonessenhuis' leest u wat u op de dag van opname mee moet nemen naar het ziekenhuis.

Opname en operatie

Tijdstip en afdeling van opname

Een dag voor de opname bellen wij u tussen 13.30 en 17.00 uur en hoort u hoe laat en waar u in het ziekenhuis wordt verwacht.

Melden

Op de opnamedag meldt u zich op het afgesproken tijdstip op de afgesproken afdeling. Hier neemt u plaats in de ontvangstruimte.

Voorbereidingen in het ziekenhuis

Een verpleegkundige haalt u op voor het opnamegesprek. Hij/zij vraagt u naar uw medicijnen en de naam van uw contactpersoon. Neem daarom uw medicijnen en medicijnkaart mee naar het ziekenhuis. De verpleegkundige vertelt u hoe laat u ongeveer geopereerd wordt.

Na het opnamegesprek gaat u terug naar de ontvangstruimte tot de verpleegkundige u ophaalt voor de operatie. De verpleegkundige brengt u naar de voorbereidingsruimte. Onderweg laat u uw bagage achter in een kluisje.

In de voorbereidingsruimte kleedt u zich om in een operatiejasje en neemt u plaats op een bed. Uw kleding gaat samen met de sleutel van uw kluis in een tas die u van de verpleegkundige krijgt. Deze tas wordt aan uw bed bevestigd en blijft dus bij u in de buurt.

Vervolgens krijgt u medicijnen ter voorbereiding op de operatie. Er wordt een infuusnaald geprikt, uw bloeddruk wordt gemeten en u krijgt plakkers op uw borst om uw hartfunctie tijdens de operatie in de gaten te kunnen houden.

Op de operatiekamer

Na het toedienen van de verdoving maakt de uroloog een snede in de onderbuik. Vervolgens wordt de blaas geopend en het overtollige prostaatweefsel wordt verwijderd. Het prostaatkapsel blijft achter. Het weefsel worden opgestuurd naar het laboratorium om te onderzoeken of er kwaadaardige cellen aanwezig zijn.

Tijdens de ingreep wordt er een drain (slangetje) achtergelaten om het overtollig wondvocht af te voeren. Omdat de urine na de operatie meestal bloederig is en stolsels bevat, wordt er ook een katheter in de blaas gebracht om de blaas te spoelen. De katheter blijft door een ballonnetje aan het uiteinde, in de blaas op zijn plaats. Dit ballonnetje drukt ook het wondgebied in de prostaat dicht.

Soms wordt naast de blaaskatheter ook nog een tweede katheter in de blaas gebracht, de zogenaamde suprapubische blaaskatheter. Een suprapubische katheter is een katheter die via een kleine incisie (sneetje) via de buikwand, net boven het schaambeen, in de blaas wordt gebracht. Deze katheter wordt geplaatst als we niet zeker weten of iemand na de operatie meteen gaat plassen. Het voordeel van deze suprapubische blaaskatheter is dat wanneer de gewone katheter verwijderd is, u kunt gaan (leren) plassen. Mocht het plassen onverhoopt niet meteen lukken kan de suprapubische katheter gebruikt worden om de blaas te legen.

Duur van de operatie

De operatie duurt 45 tot 60 minuten, afhankelijk van de hoeveelheid te verwijderen prostaatweefsel.

Na de operatie

De uitslaapkamer

Na de operatie gaat u naar de uitslaapkamer. Naast uw bed staat een infuuspaal met twee zakken spoelvloeistof. De spoelvloeistof wordt via de katheter de blaas in- en uitgespoeld en komt terecht in een opvangzak onder uw bed. De snelheid en de hoeveelheid van het spoelen is afhankelijk van de kleur van de urine. In het begin zal uw urine er nog bloederig uitzien. De urine wordt steeds helderder, maar het kan een paar dagen duren voordat de rode kleur echt verdwenen is. De verpleegkundigen van de uitslaapkamer controleren uw bloeddruk, polsslag, temperatuur en het spoelsysteem.

Op de verpleegafdeling

Als het gevoel in uw benen weer voldoende terug is na de ruggenprik of als u goed wakker bent na een narcose, gaat u naar de verpleegafdeling. Ook hier worden uw bloeddruk, polsslag, temperatuur en het spoelsysteem regelmatig gecontroleerd.

De meeste patiënten die deze operatie ondergaan ervaren weinig pijn. U kunt wel last hebben van blaaskrampen. Dit kan komen door de ingreep zelf of bijvoorbeeld doordat de katheter niet goed afloopt door een stolsel. Het is belangrijk dat u blaaskrampen meldt bij de verpleegkundige. Vaak is dit eenvoudig te verhelpen.

Na de operatie heeft u een blaaskatheter, een wonddrain en eventueel een suprapubische katheter in uw lichaam. De drain wordt verwijderd als er geen (of bijna geen) wondvocht meer in de opvangzak loopt. De blaaskatheter blijft gewoonlijk vier tot zeven dagen in de blaas. De katheter is nodig om de blaas te kunnen spoelen, de operatiewond rust te geven en zorgt voor een goede afvoer van urine. Als de urine weer helder is, wordt de katheter verwijderd. Hierna wordt gecontroleerd of u niet teveel urine achterhoudt in de blaas. Als het niet lukt om te plassen na het verwijderen van de katheter of als na het plassen teveel urine in de blaas achterblijft en u geen suprapubische katheter heeft, wordt opnieuw een katheter geplaatst.

Complicaties

  • Bij alle ingrepen kunnen complicaties optreden. Zo zijn er ook bij deze operatie de normale risico’s op complicaties, zoals: trombose, longontsteking, nabloeding en infectie.
  • Na de operatie kan een bloeding optreden waarbij zich bloedstolsels vormen in de blaas. Meestal stopt de bloeding vanzelf na het spoelen van de blaas via de katheter. Soms is het nodig de bloeding dicht te schroeien. Dit gebeurt onder narcose.
  • De genezing van de inwendige wond duurt ongeveer twee tot drie maanden. In deze periode kunt u nog wat plasproblemen hebben. Het is mogelijk dat u nog vaak moet plassen en dat u de plas minder goed kunt ophouden. Deze problemen verdwijnen waarschijnlijk als de wond genezen is. 
  • Als het niet lukt om te plassen na het verwijderen van de katheter of als na het plassen teveel urine in de blaas achterblijft, wordt opnieuw een katheter geplaatst. U komt dan een week later op de polikliniek voor verdere afspraken. Het kan zijn dat de katheter op de polikliniek wordt verwijderd of dat u opnieuw wordt opgenomen. Tijdens een dagopname wordt de katheter verwijderd en wordt geobserveerd of u goed kunt plassen. U bepaalt samen met de uroloog welke mogelijkheid het beste voor u is. Als u een suprapubische katheter heeft, hoeft u geen nieuwe blaaskatheter te krijgen. 
  • Het is mogelijk dat langere tijd na de operatie - door littekenvorming - een vernauwing (strictuur) van de plasbuis ontstaat. Soms is hiervoor een kleine operatieve ingreep noodzakelijk.
  • Bij mannen bij wie de potentie voor de operatie al wat minder is, kunnen deze problemen groter worden. Dit komt in het algemeen vooral bij oudere mannen voor.
  • De buikwond kan ontsteken en soms worden enkele hechtingen uit de wond verwijderd om onderhuids ontstekingsweefsel / pusophoping te ontlasten. De open wond die ontstaat wordt dagelijks meerdere malen gespoeld en groeit vanzelf weer dicht als al het ontstoken weefsel verdwenen is.
  • Om het risico op urineweginfectie te verkleinen krijgt u tijdens de operatie antibiotica via een infuus. De uroloog kan u adviseren om een aantal dagen voor de operatie ook antibioticatabletten te nemen. Als u deze tabletten nodig heeft, bespreekt de uroloog dit met u.

Ontslag

Naar huis

Als u na het verwijderen van de katheter twee keer voldoende heeft geplast en er blijft weinig in uw blaas achter, mag u naar huis. Meestal is dit na vijf tot zeven dagen. Soms krijgt u een recept mee voor antibiotica en eventueel incontinentiemateriaal.

Adviezen voor thuis

  • Bij thuiskomst is het verstandig veel te blijven drinken (twee liter per dag) zodat de blaas wordt gespoeld. Tot ongeveer de zesde week na de operatie wordt u afgeraden alcoholische dranken te gebruiken.
  • Voorkom verstopping (obstipatie) en pers niet bij de ontlasting. Gebruik vezelrijke voeding en drink minimaal twee liter per dag. 
  • Gedurende zes weken na de operatie kan de urine rood gekleurd zijn. Dit is niet verontrustend. 
  • Als u vaak moet plassen en de plas minder goed kunt ophouden, is het raadzaam urine-opvangmateriaal te gebruiken. Hiervoor kunt u contact opnemen met de continentieverpleegkundige van de polikliniek Urologie. 
  • Het is verstandig de eerste zes weken na de operatie niet te sporten, te fietsen of geslachtsgemeenschap te hebben. De inwendige wond kan namelijk weer gaan bloeden. 
  • De eerste zes weken mag u geen zwaar lichamelijk werk verrichten en niet meer tillen dan 5 kg.
  • Het is verstandig om de eerste drie weken na de operatie geen auto te rijden. Dit is onder andere vanwege uw autoverzekering. Uw verzekeraar kan u hierover nader informeren.
  • Als u bloedverdunners gebruikt, moet u hier afhankelijk van het soort bloedverdunner een paar dagen tot twee weken na de operatie weer mee beginnen. De uroloog vertelt wanneer dat in uw geval is.

Problemen thuis

Neem contact op met de polikliniek Urologie als zich de volgende problemen voordoen:

  • als u grote (slierten) bloedstolsels plast (kleine stolsels zijn normaal);
  • als het bloedverlies niet minder wordt;
  • als uw lichaamstemperatuur hoger dan 39 graden Celsius is;
  • als u last heeft van een koude rilling (klappertanden);
  • als u hevige branderige pijn tijdens het plassen heeft;
  • als u niet meer kunt plassen;
  • als u dringende vragen heeft.

Bij vragen of twijfels binnen 24 uur na ontslag kunt u bellen met de verpleegafdeling. Bij problemen 24 uur na ontslag kunt u contact opnemen met:

  • de polikliniek Urologie (binnen kantoortijden).
  • uw huisarts/huisartsenpost (buiten kantoortijden).

De telefoonnummers van de verpleegafdeling en de polikliniek vindt u onder het kopje 'Telefoonnummers'.

Controleafspraak

Bij ontslag krijgt u een afspraak mee voor een controlebezoek op de polikliniek. Deze afspraak vindt ongeveer vier weken na de operatie plaats. De uitslag van het onderzoek van het verwijderde prostaatweefsel wordt dan met u besproken.

Vragen

Met vragen over de ingreep kunt u terecht bij de polikliniek Urologie

Telefoonnummers

Polikliniek Urologie
088 250 6327

Verpleegafdeling 3 CD Utrecht
088 250 6362 / 088 250 6363

Opmerkingen over de tekst

Vindt u iets onduidelijk beschreven? Of ontbreekt er informatie? Dat horen wij graag. U kunt opmerkingen over de tekst doorgeven via [email protected]

Bijgewerkt op: 17 april 2020

Code: URO34