Van buidelen naar borstvoeding (De weg van een premature baby naar het drinken aan de borst)

Het krijgen van een te vroeg geboren baby is voor de meeste ouders een onverwachte, plotselinge en emotionele gebeurtenis. Uw baby wordt opgenomen op de couveuseafdeling en heeft extra zorg nodig. Als u van plan was om borstvoeding te gaan geven, vraagt u zich misschien af of dit nu nog wel mogelijk is. Borstvoeding is heel goed mogelijk en zelfs heel wenselijk. Het kan alleen wat langer duren voordat uw kindje goed aan de borst drinkt. De verpleegkundigen, artsen en lactatiekundigen van de couveuseafdeling zullen u hierbij adviseren en begeleiden. In deze folder kunt u lezen welke stappen uw baby maakt van buidelen naar drinken aan de borst.

Moedermelk: óók voor te vroeg geboren baby's

Onderzoek wijst uit dat moedermelk de beste voeding is voor iedere baby. Het bestaat uit waardevolle stoffen die nodig zijn voor de ontwikkeling van de baby, het beschermt tegen infecties en is licht verteerbaar.   

Voor te vroeg geboren baby’s is moedermelk extra belangrijk:   

  • Colostrum (de moedermelk in de eerste dagen na de geboorte) bereidt de darmen voor op het opnemen van voedsel en zorgt voor een snellere darmrijping. Moedermelk bevat tevens veel energie en veel afweerstoffen die de baby als het ware een eerste vaccinatie geven en beschermt tegen infecties. 
  • Voor te vroeg geboren baby’s is dit extra belangrijk omdat zij door de kortere zwangerschapsduur minder afweerstoffen hebben meegekregen en nog minder goed in staat zijn zelf afweerstoffen op te bouwen.  
  • Moedermelk bevat de juiste vetzuren die nodig zijn voor een goede hersenontwikkeling en een goed gezichtsvermogen. 
  • Moedermelk is licht verteerbaar en werkt licht laxerend waardoor er minder voedingsproblemen ontstaan.   
  • Moedermelk draagt bij aan de intellectuele en motorische ontwikkeling. 
  • Moedermelk speelt een preventieve rol bij het ontstaan van infecties en bepaalde ziektebeelden op langere termijn. Dit effect is groter naarmate de baby langer borstvoeding krijgt.   

In de eerste weken is de moedermelk van een moeder met een te vroeg geboren baby daarbij anders van samenstelling. Het bevat meer afweerstoffen, eiwitten, vetten, ijzer en mineralen. Hierdoor is het goed afgestemd op de specifieke behoefte van de baby. 
Om baby’s met een geboortegewicht onder de 2000 gram te ondersteunen in de groei wordt er poeder aan de moedermelk toegevoegd dat extra voedingsstoffen bevat. Dit poeder heet breast milk fortifier (BMF).

Het op gang brengen van de moedermelk

De melkaanmaak

Na de geboorte van de baby vinden er grote hormonale veranderingen plaats in het lichaam van de moeder. Hierdoor komt ook de melkaanmaak in de borsten op gang. Dit proces wordt gestimuleerd door het aanleggen van de baby, huid op huid contact met de baby en door kolven. Daarbij komen de hormonen prolactine en oxytocine vrij. Prolactine stimuleert de melkaanmaak. Oxytocine doet de melk toeschieten (waardoor de melk die gemaakt is ook uit de borst komt). 

De eerste dagen komen er kleine beetjes vrij dikke gelige melk (colostrum). Na drie à vier dagen komt de melkproductie meestal echt op gang. De borsten worden voller. Dit geeft vaak een drukkend gevoel (stuwing). De stuwing zal vanzelf aan het einde van de eerste week verminderen.   

De moedermelk verandert in de eerste week van samenstelling en kleur. Het wordt witter en soms iets doorzichtig van kleur. De kleur en smaak worden ook beïnvloed door wat u eet.   

Na ongeveer tien dagen wordt de aanmaak van moedermelk niet meer bepaald door hormonen maar door de vraag. Hoe meer de baby drinkt of hoe meer u kolft, hoe meer melk wordt aangemaakt. 

Kolven

Omdat uw baby te vroeg geboren is, kan hij nog niet zelf aan de borst drinken. U brengt daarom de moedermelk op gang door te kolven. Dit is waarschijnlijk anders dan u zich had voorgesteld: kolven met een apparaat in plaats van de baby aan de borst. Het vraagt doorzettingsvermogen, zeker omdat kolven nodig is totdat de baby alle voedingen volledig uit de borst drinkt. Bedenk dat u de baby op deze manier wel een zo goed mogelijke start geeft. Hieronder vindt u adviezen voor het kolven.  

Het kolfapparaat
Onderzoek heeft vastgesteld dat een dubbelzijdige volautomatische borstkolf de moedermelkproductie het beste op gang brengt en in stand houdt. Zowel op de couveuse- als op de kraamafdeling staan deze kolven u ter beschikking. Als u naar huis gaat, kunt u eenzelfde kolf huren. De verpleegkundige kan u helpen aan een lijst met verhuuradressen in Utrecht en omgeving.  

Hoe vaak
Het beste is om binnen zes uur na de bevalling te starten met kolven. Door meteen de eerste dagen vanaf de bevalling regel-matig te kolven, stimuleert u de melkaanmaak. U kolft in het ideale geval net zo vaak als dat u de baby zou aanleggen als deze op tijd geboren zou zijn. Dit is ongeveer acht keer per etmaal. In de praktijk blijkt dit voor veel moeders moeilijk vol te houden. Het advies is dan om minimaal zes keer per etmaal te kolven.   

Als u ‘s nachts wakker wordt, dan is het aan te raden te kolven. De prolactinespiegel die zorgt voor de melkaanmaak is dan namelijk het hoogst. Als u op dat moment kolft, is dat een goede stimulans voor de melkproductie. Als u niet vanzelf wakker wordt, zorg er dan in elk geval voor dat er niet meer dan zes uur zit tussen het laatste en het eerste kolfmoment van de dag. 

Veel vrouwen ervaren het kolven als een dagtaak naast alle andere dingen die er na de geboorte op hen afkomen. Het kan helpen om het kolven te combineren met het bezoek aan de baby op de couveuseafdeling. 

Het contact met de baby stimuleert de melkproductie tijdens het kolven en na het bezoek heeft u tijd om te rusten of iets voor uzelf te doen. U kunt ook gebruik maken van een aparte kolfkamer op de couveuseafdeling.

Hoe lang
De eerste dagen kolft u tien minuten per keer (met een dubbelzijdig kolfapparaat). Als de moedermelk na enkele dagen op gang komt, dan kolft u tot twee minuten nadat de laatste druppeltjes moedermelk zijn gekolfd (of maximaal vijftien tot twintig minuten). Het goed leegkolven van de borsten stimuleert namelijk de melkaanmaak.  

Kolfboekje: zicht op de melkproductie
Op de kraamafdeling heeft u een kolfboekje gekregen. Hierin vindt u tips en instructies voor het kolven, het stimuleren van de toeschietreflex en de melkproductie en over het bewaren van de moedermelk. Het dagboekje is verder een hulpmiddel om bij te houden hoe vaak u kolft en hoe de moedermelkproductie is.   

De hoeveelheid te kolven moedermelk wordt bepaald door:  

  • de hoeveelheid moedermelk die uw baby per dag nodig heeft; 
  • de hoeveelheid moedermelk die nodig is voor een voldragen baby van een week oud.   

U kolft dus idealiter meer dan uw baby op dat moment nodig heeft. Dit om te zorgen dat er voldoende melk aangemaakt kan worden als uw baby groter en ouder is. Het teveel aan moedermelk kunt u invriezen en op een later tijdstip gebruiken. Als de melkproductie goed op gang is (meestal na ongeveer een tot anderhalve week) kunt u kijken of de melkproductie ook in stand blijft als u een kolfbeurt laat vervallen.

Na een keizersnede, een zware bevalling, een zwangerschapsvergiftiging of andere gezondheidsproblemen bij de moeder of in geval van stress, komt de moedermelk vaak wat trager op gang. Laat u hierdoor niet ontmoedigen. Blijf regelmatig kolven. Hoe weinig dit in het begin lijkt op te leveren: ook kleine beetjes zijn waardevol voor uw baby en uw lichaam krijgt het signaal om meer melk aan te maken.  

Moedermelkproductie is afhankelijk van hoe u zich voelt. Stress, vermoeidheid of een griepje kunnen de moedermelkproductie tijdelijk verminderen. Als de moedermelkproductie na herstel achterblijft, kan het helpen om tijdelijk (gedurende een of twee dagen) wat vaker te kolven.

Opbouwen van de voeding bij de baby

Al snel na de geboorte wordt gestart met het voeden van uw baby. De moedermelk zal in het begin voornamelijk met een voedingssonde gegeven worden. Dit is een slangetje dat door de neus naar de maag van de baby gaat. Daarnaast kan het zijn dat uw baby extra vocht en voeding krijgt via een infuus.
Afhankelijk van de zwangerschapsduur en het gewicht krijgt uw baby elke twee of drie uur een voeding. Dit is ongeveer acht tot twaalf keer per etmaal. Als uw kindje de voeding goed verdraagt, wordt de hoeveelheid in de eerste week elke dag verhoogd.
Een te vroeg geboren baby heeft weinig reserves en heeft in verhouding tot een voldragen baby daarom meer voeding nodig. De eerste dagen kolft u misschien nog niet voldoende moedermelk. Dit is normaal. Totdat de moedermelk geheel op gang komt wordt het aangevuld met kunstvoeding.

Drinken aan de borst: een leerproces

Gaandeweg leert uw baby te drinken aan de borst. Hoeveel tijd uw baby hiervoor nodig heeft, is moeilijk te voorspellen. Dit hangt onder andere af van de zwangerschapsduur, het geboortegewicht en wat de baby allemaal heeft doorgemaakt. Sommige baby’s gaan in kleine stapjes vooruit, andere baby’s lijken veel tijd nodig te hebben en maken dan opeens een ‘sprong’. Hieronder vindt u informatie over de fasen en leest u hoe u uw baby kunt helpen bij het leren drinken.

afbeelding Stappenplan cirkel zwartwit

Huid op huidcontact

Door middel van huid op huidcontact (buidelen) kunt u intens contact maken met de baby. U legt de baby bloot met alleen een luier aan op de borst van moeder of vader met een molton of omslagdoek over hem heen. Buidelen is goed voor het hechtingsproces. Uw baby ontvangt positieve prikkels die hem doen ontspannen: hij hoort uw stem en hartslag, voelt de warmte van de huid, ruikt de huid en bij de moeder de geur van de moedermelk. Het intensieve contact versterkt de toeschietreflex en verhoogt de moedermelkproductie. Het is daarom raadzaam om meteen na het buidelen te kolven.   

Ook beschermt het buidelen de baby indirect tegen infecties: via het knuffelen komt u in contact met de bacteriën die de baby bij zich draagt. Uw lichaam maakt daar vervolgens afweerstoffen tegen die u via de moedermelk weer doorgeeft aan de baby.   

Gemiddeld mogen baby’s twee keer per dag buidelen. Hoe vaak uw baby kan buidelen hangt af van zijn situatie. De verpleeg-kundige die voor hem zorgt, bespreekt dit met u. 

Mond/neus tegen tepel

Tijdens het buidelen kan de baby zogenaamde ’voedingssignalen’ geven. Hij steekt zijn tongetje naar buiten, doet het mondje open of maakt zoekbewegingen met het hoofd. Meestal laat de baby dit zien rond de 32-34 weken zwangerschapsduur, maar het kan ook eerder of later zijn. Als de baby deze signalen geeft, kunt u hem naar de borst toebrengen. Uw baby zal de moedermelk ruiken en dit stimuleert hem om verder te gaan ontdekken. U kunt dan gaan oefenen met de verschillende voedingshoudingen (zie verderop in deze folder). Met de doorgeschoven bakerhouding en de baker- ofwel rugbyhouding kunt u in het begin uw baby het makkelijkst ondersteunen.

Melk laten proeven

Als uw baby bij de borst ligt, kan er melk uit uw borsten komen. U kunt ook met de hand wat melk uit de borst masseren. Uw baby kan het dan oplikken en proeven. Dit stimuleert ook de darmen van de baby. Ook als de baby bij vader ligt, kan de baby wat afgekolfde melk proeven en naar behoefte zuigen op de vinger of op een fopspeen.

Ruiken en sabbelen

Uw baby zal steeds vaker de tepel likken, snuffelen en ‘kusjes’ geven. Hij zal ook steeds vaker z´n mondje opendoen en sabbelen aan de tepel.

Het 'aanhappen’ aan de borst

Als u met uw tepel over de bovenlip van uw baby strijkt, maakt uw baby een zoekbeweging met het hoofd. Ook opent hij daarbij zijn mond. Dan kunt u hem zachtjes maar vlot naar u toe halen zodat hij kan aanhappen. In het begin zal de baby het aanhappen steeds maar weer oefenen. Hij hapt aan, maar laat ook bijna meteen weer los om weer opnieuw aan te happen. Dit hoort bij het leerproces.

Wakker en alert: voor het eerst drinken

Een wakkere baby heeft de ogen open en kijkt alert rond. Dit is een goed moment om uw baby aan te leggen. Op een wakker moment zal de baby na het aanhappen niet meteen loslaten maar gaan drinken. De zuigreeksen zijn in het begin nog kort. Naarmate de baby wakkerder en sterker wordt zullen ze steeds langer worden. U kunt uw baby voor en na het aanleggen gaan wegen zodat u kunt zien hoeveel uw baby heeft gedronken. Daarna wordt de hoeveelheid borstvoeding aangevuld met sondevoeding.

Vasthouden van de tepel en tepelhof: zuigen en slikken

Om grotere hoeveelheden uit de borst te kunnen drinken, is het belangrijk dat de baby:   

  • de tepelhof ver genoeg in de mond neemt (dus niet alleen de tepel). Een ‘grote hap’ zorgt ervoor dat de baby de melkkanaaltjes goed kan leegmasseren, en makkelijker meer kan drinken. Daarbij voorkomt het pijnlijke tepels door tepelkloven.  
  • de tepelhof goed kan vasthouden in de mond: dit doet de baby met behulp van vetkussentjes in z´n wangen en z´n onderkaak. Een te vroeg geboren baby heeft hier vaak nog wat hulp bij nodig. Dit kunt u doen door met uw vingers zachtjes de onderkaak en wangen te ondersteunen (zie afbeelding hiernaast).             

Soms blijkt dit in het begin toch nog te moeilijk. Een tepelhoedje kan dan helpen. De verpleegkundige of lactatiekundige zal aangeven of dit nodig is.

afbeelding van buidelen naar borstvoeding - ondersteunen van de onderkaak

Bijvoeden

Totdat uw baby 36 weken is, krijgt uw baby naast het drinken aan de borst alleen sondevoeding. Zo kan hij al zijn energie besteden aan het leren uit de borst te drinken. Geeft uw baby voor de 36e week aan dat hij graag een slokje wil drinken als u er niet bent, dan krijgt hij moedermelk met een cupje. Daarna mag uw baby ook uit de fles gaan drinken.   

Soms wordt de bijvoeding als aanvulling op de borstvoeding ook wel gegeven met een borstsonde ofwel borstvoedingshulpset. Dit is een slangetje wat via de mondhoek van de baby naar binnen wordt geschoven terwijl hij aan de borst drinkt. De andere kant van het slangetje hangt in een flesje (moeder)melk. De baby drinkt dan aan de borst de bijvoeding.   

De verpleegkundige en lactatiekundige adviseert wat bij u en uw baby op dat moment het beste past.    

Borstvoeding geven en afbouwen sondevoeding

Uw baby wordt steeds wakkerder en gaat twee tot vier keer per dag aan de borst, afhankelijk van hoe vaak u aanwezig bent en hoeveel energie uw baby heeft. Sondevoeding is steeds minder nodig. Als uw baby na het drinken aan de borst nog meer (moeder)melk moet krijgen, drinkt hij dat zelf met een flesje of via de borstsonde. Dit zijn de laatste loodjes. 

Als uw baby alle voedingen zelf kan drinken (via de borst en via de fles) en goed blijft groeien, mag hij naar huis. Uw baby hoeft dus niet alle voedingen uit de borst te drinken voordat hij naar huis mag. Het opbouwen van de borstvoeding kan thuis ook.   

Het drinken kost uw baby veel energie, zeker nu hij geen sondevoeding meer krijgt. Probeer daarom te zorgen dat een hele voeding niet meer dan 45 minuten in beslag neemt. Zo kan uw baby voldoende slapen tot de volgende voeding.   

Nu het ontslag dichterbij komt, is het een goed idee om te kijken hoe vaak uw baby het aankan om aan de borst te drinken en hoeveel hij dan drinkt. Dit kunt u doen door vaker te komen voeden en/of een gebruik te maken van de inroomkamer. Daar kunnen u en uw partner een dag(deel) of etmaal voor uw baby zorgen en krijgt u waar nodig ondersteuning. 

Borstvoeding deels op verzoek

Als de baby thuis is, kunt u hem aanleggen op momenten dat hij goed wakker is of aangeeft te willen drinken. Let daarbij op de vroege voedingssignalen: uw baby ‘ligt te zoeken’, brengt zijn vingers naar de mond. Huilen is een laat voedingssignaal - het maakt het moeilijker om de borst te pakken. 

Het borstvoeden wisselt u nog af met flesvoedingen en kolven. 

Omdat uw baby zich nog niet altijd zal melden voor de voeding, kunt u de voedingstijden van het ziekenhuis aanhouden als leidraad. Als de baby zich vaker gaat melden voor een voeding, kunt u steeds meer op verzoek gaan voeden.

Borstvoeding op verzoek

Uw baby drinkt volledig uit de borst en geeft zelf aan wanneer hij een voeding nodig heeft. Wanneer uw baby zover zal zijn, valt moeilijk te voorspellen. Het kan heel snel gaan (binnen twee weken na ontslag), maar het kan ook nog weken duren.

Praktische tips voor goed drinken aan de borst

Het aanleggen van de baby

Zorg dat u lekker zit (goed gesteund en rechtop) en zorg dat de tepel naar voren wijst. 
Geef uw baby ondersteuning voor het hele lichaam. Als uw baby goed gesteund ligt (ook rond de heupen), zal hij de borst makkelijker pakken en laat hij minder snel los.   
Zorg dat hoofd, schouders en heupen van de baby op één lijn liggen met de buikzijde naar u toe gedraaid. Uw tepel is ter hoogte van de neus van de baby.   
Aanleggen kan op verschillende manieren. Probeer uit wat voor u en uw baby het prettigst is. Voor te vroeg geboren baby’s zijn de rugbyhouding en de doorgeschoven bakerhouding vaak prettig (zie afbeeldingen op de volgende pagina). Zo kunt u uw baby goed ondersteunen en naar u toe brengen op het moment dat hij zijn mond goed open doet. Bij de rugbyhouding heeft u ook goed zicht op wat de baby doet.   
Ondersteun uw borst en strijk met de tepel over de bovenlip.    
Als de baby zijn mond goed open doet (zoals hij doet als hij gaapt, maar dan met de tong naar beneden of naar buiten), brengt u hem met zijn hele lichaam vlot naar de borst toe zodat hij kan aanhappen.   
In het begin kan de baby de neiging hebben snel in slaap te vallen. Houd hem wakker door zijn voetjes en rug te masseren en tegen hem te praten.   
Pak uw baby niet (te dik) in. Teveel warmte maakt hem slaperig. Bovendien stimuleert huid op huidcontact de baby aan de borst.   
Uw baby blijft wakkerder als hij meteen melk proeft. U kunt de borst masseren op het moment dat hij is gestopt met drinken. De verpleegkundige kan u daarbij helpen. 

Voedingshoudingen

afbeelding van buidelen naar borstvoeding - doorgeschoven bakerhouding
afbeelding van buidelen naar borstvoeding - rugbyhouding
afbeelding van buidelen naar borstvoeding - madonnahouding
afbeelding van buidelen naar borstvoeding - zijligging

Zo weet u of de baby goed aan de borst ligt

  • De baby heeft de mond wijd open en heeft meer van de onderkant van de tepelhof in zijn mondje dan van de bovenkant. Op deze manier kan de baby de borst het makkelijkst leegdrinken.   
  • De kin ligt in de borst en het hoofdje is iets naar achteren gebogen. Zo ligt het neusje vanzelf vrij. 
  • De baby maakt grote kaakbewegingen tijdens het drinken. In het begin zijn de bewegingen snel om de toeschietreflex op te wekken. Daarna worden de bewegingen langzamer.   
  • U ziet of hoort de baby slikken.    
  • Bij voldragen baby’s zijn de wangen bol. Bij te vroeg geboren baby’s zitten er in het begin vaak nog kuiltjes in de wangen.   
  • Het voeden voelt comfortabel en is niet pijnlijk.  
     
afbeelding van buidelen naar borstvoeding - aan de borst verkleind

Borstvoeding thuis

Voordat de baby naar huis gaat, heeft u een gesprek met een verpleegkundige of lactatiekundige. Tijdens dit gesprek wordt veel aandacht besteed aan de voedingen. U krijgt advies over het aantal borstvoedingen per dag, over kolven en over eventuele bijvoeding.  

Hieronder vindt u adviezen en aandachtpunten bij het opbouwen van de borstvoedingsfrequentie thuis.  

Algemene adviezen voor de eerste weken

  • Laat uw baby minimaal één keer per week wegen bij het consultatiebureau. Zo kunt u goed zien of de baby voldoende voeding krijgt.   
  • Let er op of de baby voldoende plast: minimaal zes natte luiers per dag. 
  • Let er op of de baby voldoende poept: de eerste zes weken (gerekend vanaf de uitgerekende datum) is dit 3 à 4 poepluiers of meer per dag. Daarna kan het aantal poepluiers afnemen als de baby volledige borstvoeding/moedermelk krijgt. 
  • Leg uw baby aan op momenten dat hij goed wakker en alert is. Als uw baby slaperig is, kunt u de moedermelk met een fles geven. 
  • Kolf moedermelk af als u de baby de fles geeft of als uw baby snel in slaap is gevallen aan de borst.   
  • Gebruik in het begin thuis nog de voedingstijden van het ziekenhuis als leidraad. Het is normaal dat uw baby zich nog niet altijd meldt voor de voedingen. Meldt de baby zich wel zelf, dan kunt u hem rustig aanleggen, ook als dat vroeger is dan drie uur na de vorige voeding.   
  • De baby heeft bij ontslag uit het ziekenhuis meestal een schema van zeven voedingen per dag. Als hij vraagt om een extra (nacht)- voeding, geef hem dan rustig de borst.   
  • Als de baby alle voedingen uit de borst drinkt en geen bijvoeding meer nodig heeft, voed de baby dan zoveel mogelijk op verzoek. Zo zorgt u ervoor dat de hoeveelheid moedermelk is afgestemd op de vraag van de baby.   
  • Laat uw baby altijd aan de eerste borst drinken totdat hij zelf stopt. Bied hem na het boeren nog de andere borst aan.    

Specifieke adviezen voor de eerste weken

Uw baby dronk in het ziekenhuis nog niet uit de borst
Thuis kunt u in alle rust beginnen met het aanleggen van de baby. Begin met één keer per dag en probeer daarnaast regelmatig te buidelen. Veel huid op huidcontact stimuleert de baby op zoek te gaan naar de borst. Hoe u na het aanleggen weet of bijvoeden nodig is, en hoe u de borstvoeding verder kunt opbouwen, leest u hieronder.

Uw baby drinkt nog niet voldoende uit de borst
Leg uw baby aan als hij wakker is of voedingssignalen afgeeft. Omdat uw baby nog niet voldoende uit de borst drinkt, is het verstandig de baby thuis nog niet iedere voeding aan te leggen, maar bijvoorbeeld om en om: de ene keer borstvoeding, de volgende keer flesvoeding. 
In het ziekenhuis wordt de baby gewogen om te bepalen hoeveel bijvoeding hij na de borstvoeding nog nodig heeft. Ook thuis kunt u de baby voor en na de voeding wegen (u kunt hiervoor een babyweegschaal huren). Als uw baby weinig bijvoeding nodig heeft, dan kunt u de bijvoeding overslaan en het aantal keren dat u borstvoeding geeft verder uitbreiden.   

Voor sommige ouders is dit een prettige manier die zekerheid geeft. Andere ouders kunnen er onzeker van worden, of willen thuis liever geen weegschaal meer gebruiken. 

Dan kunt u na de borstvoeding de helft van de voeding bij-geven (of een andere hoeveelheid als de verpleegkundige u dit adviseert). Wat uw baby laat staan, is wat uw baby uit de borst heeft gedronken. 
Merkt u dat uw baby langer en krachtiger aan de borst gaat drinken, verminder dan de hoeveelheid bijvoeding, of sla het bijvoeden een keer over. Dit kunt u per voeding bepalen. Als u geen bijvoeding meer hoeft te geven na de borstvoeding, dan kunt u het aantal keer dat u borstvoeding geeft verder uitbreiden.  

Uw baby drinkt wisselende hoeveelheden uit de borst
Drinkt uw baby de ene keer een hele voeding, en de andere keer maar een gedeelte van de voeding, dan kan in het begin een weegschaal een goed hulpmiddel zijn. 
Die kunt u op twee manieren gebruiken: 

  1. U weegt uw baby 1x per dag bloot en houdt zo de groei in de gaten, als extra controle. Een baby groeit gemiddeld 20 à 30 gram per dag, ongeveer 150 tot 200 gram per week. Een dagje niet groeien is geen probleem. Groeit uw baby voldoende en pakt hij de borst goed, dan hoeft u de weegschaal niet meer te gebruiken. Is uw baby snel vermoeid, dan kunt u op de momenten waarop hij te slaperig is een fles aanbieden. 
  2. U kijkt of uw baby over meerdere voedingen voldoende drinkt. U doet dit door het aantal milliliter dat uw baby over (bijvoorbeeld) drie voedingen zou moeten drinken bij elkaar op te tellen. Na drie voedingen zou uw baby ongeveer die hoeveelheid aan de borst gedronken moeten hebben. U weegt uw baby voor en na iedere voeding en telt de hoeveelheden bij elkaar op. Heeft uw baby na drie keer aan de borst de helft of minder dan de gewenste hoeveelheid gedronken, dan geeft u een voeding na met een flesje (en gaat u kolven). Heeft uw baby voldoende gedronken, dan kunt u zo verder gaan. Gaat het goed, dan kunt u hetzelfde doen over meer voedingen, bijvoorbeeld vier (halve dag) of acht (etmaal).  

Wilt u liever geen weegschaal gaan gebruiken, houd dan het aantal natte luiers en poepluiers en het gedrag van uw baby goed in de gaten. Pakt uw baby de borst goed en is hij vaak wakker en alert, voed uw baby dan aan de borst (minimaal acht keer). Valt uw baby meedere keren per dag snel in slaap aan de borst, voed dan bij met moedermelk per fles. U kunt het gewicht van uw baby in de gaten houden bij het consultatiebureau. 

Uw baby drinkt een volledige voeding uit de borst
De momenten dat u uw baby in het ziekenhuis voedt, drinkt hij een hele voeding uit de borst. Als hij meerdere voedingen achter elkaar volledig uit de borst kan drinken, dan hoeft u thuis niet meer bij te voeden. 

Leg uw baby dan minimaal zeven à acht keer aan. U hoeft dan niet meer na te kolven. Als u in het ziekenhuis meer voeding afkolfde dan de baby aan de borst nodig heeft, kunt u last krijgen van stuwing. Kolf dan na het voeden nog een aantal keer vijf minuten na, en bouw dit langzaam af. Begin bijvoorbeeld met vier keer kolven op een dag en ga na vier dagen over naar drie keer kolven, na weer vier dagen naar twee keer kolven en zo door tot kolven niet meer nodig is.

Vragen

Met vragen over het kolven en de borstvoeding kunt u terecht bij de verpleegkundigen van de afdeling Neonatologie en de kraamafdeling. In de eerste week van de opname van uw baby komt één van de lactatiekundigen bij u langs om te kijken hoe het gaat en of u vragen heeft. Via de verpleging kunt u ook altijd een afspraak maken met één van de lactatiekundigen van het ziekenhuis. Zij zijn aanwezig van maandag tot en met vrijdag tussen 8.30 en 12.30 uur.

(Patiënten)organisaties

Voor meer informatie over borstvoeding kunt u terecht bij de volgende borstvoedingsorganisaties:  

Stichting La Leche League Nederland
Telefoon (0111) 41 31 89

Vereniging Borstvoeding Natuurlijk
Telefoon (0343) 57 66 26

Telefoonnummers

De afdeling Neonatologie (5 B)
088 250 6136

Kraamsuites (4 AB)
088 250 6042

Opmerkingen over de tekst

Vindt u iets onduidelijk beschreven? Of ontbreekt er informatie? Dat horen wij graag. U kunt opmerkingen over de tekst doorgeven via [email protected]

Bijgewerkt op: 27 mei 2016

Code: VK25