Laparoscopische sacrocolpopexie

U wordt binnenkort geopereerd aan een verzakking van de schede (vagina) en/of baarmoeder middels een laparoscopische sacrocolpopexie. Uw behandelend gynaecoloog heeft al enkele zaken met u besproken. In deze folder vindt u informatie over de ingreep en uw opname in het ziekenhuis. Het kan zijn dat uw persoonlijke situatie anders is dan wordt beschreven.

Algemene informatie over uw opname in het ziekenhuis vindt u in de folder 'Opname in het Diakonessenhuis'. U krijgt de folder tijdens het intakegesprek met de verpleegkundige.

Algemeen

Een verzakking

In het bekken liggen de blaas, de baarmoeder en het onderste deel van de darm (de endeldarm). Deze organen worden ondersteund door de bekkenbodem en de steunweefsels rondom deze organen. De bekkenbodem bestaat uit spieren en bindweefsel. In de loop van het leven kunnen deze spieren en steunweefsels uitrekken. Door het gebrek aan steun zakken de organen langzaam naar beneden. Hierdoor kunnen één of meer van deze organen verzakken en deels via de schede naar buiten komen. Dit heet een verzakking.

Wat is een laparoscopische sacrocolpopexie?

Laparoscopie betekent: in de buik (laparo) kijken (scopie). Een laparoscopie is een operatie waarbij via een kijker (scoop) in de buik wordt gekeken. Een sacrocolpopexie is het inhechten van een kunststof matje, dat aan de ene kant aan de schedetop of indien aanwezig aan de baarmoederhals en aan de andere kant aan het sacrum (heiligbeen) wordt gehecht (zie afbeelding 1).

Bij een laparoscopische operatie blijft de buikholte afgesloten. In vergelijking met een 'gewone' operatie treedt minder prikkeling van het buikvlies op en werken de darmen na afloop sneller. De kleinere sneetjes veroorzaken minder wondpijn. Hierdoor is ook het verblijf in het ziekenhuis korter en gaat het herstel thuis doorgaans sneller. Wel duurt de operatie soms langer, zodat u langer onder narcose bent.

Afbeelding van de situatie zonder baarmoeder

Afbeelding 1: Situatie zonder baarmoeder

Voorbereidingen

Preoperatieve screening

Zodra uw arts u heeft verwezen voor de operatie starten we met de voorbereiding ervan. Zo kijken we welke verdoving voor u geschikt is en of u nazorg nodig heeft. Deze voorbereiding noemen we de preoperatieve screening. Hoe de preoperatieve screening verloopt en wat u hiervoor zelf moet doen leest u in de folder ‘Het plannen van uw operatie’.

Voorbereidingen thuis

  • Als u bloedverdunnende medicijnen gebruikt, moet u het gebruik hiervan in overleg met uw arts enkele dagen voor de operatie staken.
  • U wordt verzocht het operatiegebied één week voor de operatie te ontharen. Doe dit niet later in verband met de kans op infectie door de wondjes die kunnen ontstaan bij het ontharen.
  • Op de dag van de operatie moet u nuchter naar het ziekenhuis komen. Meer informatie hierover vindt u in de folder 'Algehele en regionale anesthesie'. U krijgt de folder tijdens het intakegesprek met de verpleegkundige.

Verhinderd

Als u verhinderd bent voor de operatie wilt u dit dan zo spoedig mogelijk (uiterlijk 48 uur voor de opname) melden aan de opnameplanner? Er kan dan iemand anders in uw plaats komen.

Opname en operatie

Melden

Op de dag van de operatie meldt u zich op het afgesproken tijdstip op de verpleegafdeling.

Voorbereidingen

Een verpleegkundige ontvangt u op de afdeling. Hier krijgt u operatiekleding aan. U wordt in bed naar de operatieafdeling gebracht. Op de operatiekamer ziet u de gynaecoloog en het operatieteam. Na een korte check krijgt u de algehele verdoving.

Verdoving

De anesthesioloog brengt een infuus in en dient de narcose (algehele verdoving) toe. Bij de narcose valt u in slaap en merkt niets meer tot u na de operatie wakker wordt in de uitslaapkamer. Vlak voor of tijdens de operatie krijgt u eenmalig een antibioticum toegediend via het infuus om (blaas)ontstekingen te voorkomen.

De operatie

De gynaecoloog maakt meestal een sneetje van ongeveer 1 centimeter in de navel en brengt door dat sneetje een dunne holle naald in de buikholte. Hierdoor wordt de buik gevuld met onschadelijk koolzuurgas. Zo ontstaat ruimte in de buik om de verschillende organen te zien. Daarna brengt de gynaecoloog via hetzelfde sneetje de laparoscoop (kijkbuis) in de buik en sluit deze aan op een videocamera. Ook op een paar andere plaatsen, zoals net boven het schaambeen en de zijkanten van de onderbuik worden sneetjes gemaakt, waardoor men operatie-instrumenten inbrengt. Vervolgens wordt de vagina aan de voorzijde losgemaakt van de blaas en aan de achterzijde van de endeldarm. De vaginatop (of baarmoedermond) kan dan aan beide kanten worden bedekt met het implantaat. De andere kant van het implantaat wordt daarna vastgemaakt aan het heiligbeen. Zo wordt de vaginatop opgehangen en komt het weer in een natuurlijke positie.

De operatie duurt één tot twee uur, afhankelijk van de bevindingen tijdens de operatie.

Afbeelding van een laparoscopische operatie

Afbeelding 2: Laparoscopische operatie

Na de operatie

Uitslaapkamer en verpleegafdeling

Na de operatie gaat u naar de uitslaapkamer om bij te komen. Vanuit de uitslaapkamer gaat u terug naar de verpleegafdeling.

Infuus

U heeft een infuus voor het toedienen van vocht en eventuele medicatie. Afhankelijk van hoe het met u gaat wordt deze in de loop van de opname verwijderd.

Tampon

Als na de operatie een tampon is ingebracht, wordt deze de volgende ochtend verwijderd.

Eten en drinken

Wanneer u weer mag drinken en eten na de operatie hangt af van hoe u zich voelt. U kunt de eerste dagen wat misselijk zijn. Uw darmen hebben tijdens de operatie stilgelegen. Na de operatie komen uw darmen weer langzaam op gang. U merkt dit aan een borrelend geluid in uw buik en u laat windjes. Zodra het drinken en plassen goed gaat, wordt het infuus verwijderd.

Dagelijkse verzorging

De avond van de operatie wordt u door de verpleegkundige uit bed geholpen. Soms kan het zitten erg pijnlijk zijn. Geef dit aan bij de verpleegkundige. De verpleegkundige helpt u na de operatie met de lichamelijke verzorging. Als u zich goed voelt, mag u weer douchen.

Ontlasting

De eerste dag na de operatie start u met medicijnen om de ontlasting op gang te brengen.

Controles

De verpleegkundigen controleren regelmatig het vloeien, uw bloeddruk en uw temperatuur.

Katheter

Tijdens de operatie is er een katheter in de blaas gebracht. Via deze katheter loopt de urine direct in een opvangzak. Zo wordt de blaas tijdens en na de operatie ontlast.

Na 1 dag wordt de katheter verwijderd. Na het verwijderen van de katheter kijken we of u zelf goed kunt plassen en of er niet te veel urine in de blaas achterblijft. Als dit niet goed lukt, kan het zijn dat u met een katheter naar huis gaat of dat u leert om zelf uw blaas te ledigen met een katheter. De verpleegkundige geeft u hierover uitleg en instructies.
 

Risico's en complicaties

Geen enkele operatie is zonder risico. Zo bestaat ook bij deze operatie de normale kans op complicaties zoals een nabloeding, wondinfectie, longontsteking en trombose. Hieronder vindt u een aantal specifieke gevolgen en complicaties van laparoscopische operaties. Bedenk bij het lezen dat het om mogelijke gevolgen gaat: de meeste operaties verlopen zonder problemen.

  • Soms moet in plaats van de laparoscopische operatie toch een 'gewone' buikoperatie (laparotomie) plaatsvinden via een grotere snede. Dit komt vooral voor bij verklevingen door een eerdere buikoperatie. De opname in het ziekenhuis en het herstel duren dan langer.
  • In zeer zeldzame gevallen worden tijdens de operatie de urinewegen, blaas of darmen beschadigd. Deze beschadigingen zijn meestal goed te behandelen, maar vragen extra zorg en het herstel duurt langer.
  • Er kan in de buikwand of in de vagina een nabloeding optreden. Meestal verwerkt het lichaam zelf een bloeduitstorting, maar dit vergt een langere periode van herstel. Bij een ernstige nabloeding is soms een tweede operatie nodig, vaak via een grote buiksnede.
  • Tijdens de operatie wordt een katheter in de blaas gebracht. Daardoor kan een blaasontsteking ontstaan. Dit is lastig en pijnlijk, maar goed te behandelen met antibiotica.
  • Na de operatie kan de ontlasting wat moeizamer verlopen. Hiervoor krijgt u laxeermiddelen voorgeschreven.
  • In heel zeldzame gevallen ontstaat een afklemming van de darm waarvoor opnieuw een operatie moet worden verricht.
  • Na een kijkoperatie kunt u pijn hebben bij de schouderbladen. Dit komt doordat er wat gas kan achterblijven. Dit gas prikkelt het middenrif maar dit wordt gevoeld als schouderpijn. Dit is niet erg en gaat binnen een paar dagen vanzelf over.

Complicaties op de lange termijn

  • Bij sommige vrouwen ontstaat urine-incontinentie na de operatie. Dit is vooraf niet goed te voorspellen. Urine-incontinentie is er soms voor de operatie niet omdat een verzakking een knik kan geven in de plasbuis. Hierdoor wordt de plasbuis dicht gedrukt bij drukverhogende momenten als hoesten en niezen. Door de operatie wordt knik opgeheven en kan er dan urine-incontinentie ontstaan. Deze incontinentie kan overgaan, maar soms is er hulp bij nodig. Bespreek het met uw gynaecoloog als u deze klachten heeft. 
  • Meestal gaat gemeenschap beter nadat een verzakking is verholpen. Soms krijgen vrouwen juist (meer) pijn na de operatie. Dit gebeurt iets minder na een operatie met een implantaat dan na een vaginale verzakkingsoperatie zonder implantaat. Ook kan het zijn dat er chronische pijn ontstaat. Dit is zeldzaam maar als het gebeurt, kan het nodig zijn het implantaat te verwijderen. Als u pijn houdt na de operatie, is het goed dit te laten onderzoeken door uw gynaecoloog.
  • Omdat het implantaat bij een sacrocolpopexie via de buik wordt ingehecht, is er maar een klein risico dat het bloot komt te liggen of dat het geinfecteerd raakt (dit in tegenstelling tot andere implantaten die via de vagina worden ingehecht). Zelfs als het implantaat bloot zou komen te liggen, hoeft dit geen klachten te geven. Als er wel klachten zijn, zoals afscheiding, pijn of bloedverlies, zijn deze op te lossen met vaginale oestrogeencreme. Een heel enkele keer moet een deel van het implantaat via een operatie worden verwijderd.
  • Omdat het implantaat in de buurt van de darm en blaas wordt ingehecht, kan het in zeer zeldzame gevallen voorkomen dat het hier in ingroeit. In dat geval is een operatie nodig om het implantaat te verwijderen.
  • Ook na een geslaagde operatie kunnen er jaren later opnieuw klachten van een verzakking ontstaan. De kans dat gebeurt na een operatie met een implantaat is lager (3-10%) dan na een verzakkingsoperatie zonder implantaat (15%). Als u denkt weer een verzakking te hebben, ga dan naar uw huisarts om dit te laten onderzoeken.

Naar huis

Ontslag

Meestal kunt u de dag na de operatie weer naar huis. Op de dag van ontslag heeft u een ontslaggesprek met de verpleegkundige. U krijgt dan informatie over de herstelperiode en de nazorg thuis. 

Herstel en adviezen voor thuis

Het herstel na de operatie kan enkele weken duren. U kunt met wat hulp voor uzelf zorgen, maar houd er rekening mee dat u sneller moe bent en minder aankunt dan gebruikelijk. Geef toe aan de moeheid en neem extra rust. Uw lichaam geeft aan wat u wel en niet aankunt. Het is belangrijk om daar naar te luisteren. U zult merken dat u geleidelijk uw activiteiten weer kunt uitbreiden.

Leefregels

Leefregels voor na de operatie vindt u in de folder Leefregels en adviezen na vaginale verzakkingsoperatie.

Controleafspraak

Bij ontslag krijgt u een afspraak voor controle op de polikliniek, ongeveer zes weken na de operatie. U heeft dan ook de gelegenheid om vragen te stellen.

Problemen thuis

In geval van problemen kunt u binnen kantooruren contact opnemen met de polikliniek Gynaecologie. Buiten kantooruren kunt u contact opnemen met de triageafdeling van de afdeling Gynaecologie (locatie Utrecht). De telefoonnummers vindt u verderop in deze folder.

Vragen

Met vragen over de operatie kunt u terecht bij de polikliniek Gynaecologie.

(Patiënten)organisaties

Voor meer informatie over bekkenbodemklachten verwijzen wij u graag naar patiëntenvereniging Bekkenbodem4all.

Telefoonnummers

Polikliniek Gynaecologie
088 250 6178

Opnameplanner Gynaecologie
088 250 7578

Bekkenbodemverpleegkundige
088 250 6817

Triage Gynaecologie en verloskunde
088 250 6459

Opmerkingen over de tekst

Vindt u iets onduidelijk beschreven? Of ontbreekt er informatie? Dat horen wij graag. U kunt opmerkingen over de tekst doorgeven via [email protected].

Bijgewerkt op: 23 februari 2024

Code: GYN19