Opname van uw baby vanwege een te laag geboortegewicht (dysmaturiteit)

In verband met een te laag geboortegewicht (dysmaturiteit) is uw baby opgenomen op de afdeling Neonatologie van het Diakonessenhuis. In deze folder vindt u informatie over dysmaturiteit, de behandeling en de opname in het ziekenhuis.

Wat is dysmaturiteit?

Dysmaturiteit is een te laag geboortegewicht in verhouding tot de zwangerschapsduur. Dysmaturiteit kan samengaan met vroeggeboorte (prematuriteit) maar het kan zich ook voordoen bij een voldragen zwangerschap. Kenmerkend voor een baby met een te laag geboortegewicht zijn een magere buik en een relatief groot hoofd. Andere kenmerken:

  • is mager
  • heeft een laag gewicht
  • is hongerig
  • heeft weinig onderhuids vetweefsel
  • kan zich moeilijk op temperatuur houden

Mogelijke oorzaken

Mogelijke oorzaken van een  te laag geboortegewicht zijn:

  • Verminderde bloedtoevoer van voedingsstoffen en zuurstof door de moederkoek (placenta), bijvoorbeeld bij een meerlingzwangerschap, hoge bloeddruk bij de moeder of zwangerschapsvergiftiging (pre-eclampsie).
  • Stress bij de moeder.
  • Roken, alcohol en/of drugsgebruik tijdens de zwangerschap. Dit heeft een groeiremmend effect op de baby.
  • Tijdens de zwangerschap opgelopen infecties, zoals toxoplasmose en infecties met het cytomegalovirus (CMV).

Risico’s en mogelijke complicaties

Mogelijke complicaties van een te laag geboortegewicht zijn schommelingen in lichaamstemperatuur, lage bloedsuikers (hypoglycemie), te hoog aantal rode bloedcellen (polycythemie), te laag aantal bloedplaatjes (trombocytopenie) en een te ruim gewichtsverlies (> 10%) in de eerste dagen na de geboorte. Om deze problemen tijdig te herkennen en te behandelen, houden wij uw baby op de afdeling Neonatologie goed in de gaten.

Effect op de groei

Een veel gestelde vraag is of de baby zijn groeiachterstand zal inlopen. Dit is afhankelijk van het moment in de zwangerschap waarop de achterstand optreedt. Als dat al vroeg is en het duurt de hele zwangerschap, dan zijn alle organen (ook hoofd en hersenen) kleiner. We noemen deze baby’s ‘proportioneel klein’. Bij deze kinderen is de kans groot dat er een achterstand blijft bestaan. Als de achterstand pas laat in de zwangerschap optreedt, is het lichaamsgewicht te laag maar de schedelomtrek normaal. Bij deze kinderen is de kans op een achterstand klein.

Onderzoek

Bloedonderzoek

Omdat uw baby een verhoogde kans heeft op lage bloedsuikers, wordt dit tijdens de opname een aantal keer gecontroleerd. In ieder geval 1, 3, 6, 9, 12 en 24 uur na geboorte. Indien nodig worden de bloedsuikers vaker en/of langer gecontroleerd. Afhankelijk van de ernst van de dysmaturiteit worden de rode bloedlichaampjes en de bloedplaatjes in het bloed onderzocht. Voor het bloedonderzoek wordt er bij uw kindje een klein beetje bloed afgenomen via een prikje in de hiel.

Urineonderzoek

Als er geen verklaring is voor het lage geboortegewicht, wordt de urine onderzocht op het CMV virus. Via een zogenaamd plaszakje vangen we de urine op.

Echografisch onderzoek

Eventueel wordt er een echografisch onderzoek van de hersenen uitgevoerd. Uw baby krijgt wat gel op het hoofd en er worden via geluidsgolven afbeeldingen van de hersenen gemaakt. De geluidsgolven zijn onschadelijk.

Neonatale hielprikscreening

Op de vijfde dag na de geboorte wordt bij uw baby - net als bij alle pasgeborenen - de neonatale hielprikscreening uitgevoerd. De screening levert belangrijke informatie op over een aantal ernstige aandoeningen. Vroegtijdige opsporing hiervan is belangrijk om schade aan de gezondheid te voorkomen of te beperken.

Behandeling: Warmte/couveuse

Omdat baby's met een laag geboortegewicht weinig vetweefsel hebben, koelen ze na de geboorte snel af. Daarom is uw baby na de geboorte in een warme doek en warme molton opgevangen en kreeg het een warm mutsje op. Als het geboortegewicht veel te laag is, wordt uw baby in een couveuse of warmtebed verzorgd om op deze manier de temperatuur goed te houden.

Voeding

Algemeen

Het maagdarmstelsel van een op tijd geboren dysmature baby is volledig ontwikkeld maar kan nog wat onrijp zijn. De maag is klein en kan daarom maar kleine hoeveelheden voeding verteren. Als uw kindje moeite heeft met het verteren van de voeding, geven we heel regelmatig (bijvoorbeeld om de twee uur) kleine beetjes voeding. Naarmate uw kindje de voeding beter verdraagt, krijgt het grotere hoeveelheden, maar minder vaak. Het kan zijn dat uw baby in het begin nog geen voeding via het maagdarmkanaal binnen kan krijgen. Uw baby wordt dan via een infuus gevoed.

Manieren van voeden

Via een infuus
Als uw baby nog geen voeding via het maagdarmkanaal binnen kan krijgen, krijgt hij vocht en calorieën (glucose 10%) via een infuus. Het infuus wordt ingebracht in een bloedvat in de hand, arm, voet of het hoofd. Als uw kindje langere tijd geen voeding via de maag verdraagt, wordt soms volledige voeding via het infuus gegeven. Dit is TPV (Totaal Parenterale Voeding). Hierin zitten alle voedingsstoffen die uw kindje nodig heeft.

Via een sonde
Als uw baby wel voeding via het maagdarmkanaal kan binnenkrijgen, maar nog niet zelf kan drinken, krijgt hij/zij een voedingssonde. Dit is een dun slangetje dat door de neus, via de keel naar de maag wordt ingebracht en vastgeplakt zit op de neus. Via de sonde geven we moedermelk of speciale kunstvoeding voor dysmaturen. In het begin zijn dit hele kleine hoeveelheden. Als uw baby gaat spugen, stoppen we de voeding via de sonde en geven we vocht en voeding tijdelijk via een infuus. Voordat we bij uw baby een handeling uitvoeren die vervelend kan zijn (zoals het inbrengen van een infuus of sonde), geven we sucrose. Dit is een suikeroplossing die pijn en stress vermindert. Het toedienen hiervan (via de mond) heeft geen bijwerkingen.

Borstvoeding/moedermelk
De voordelen van moedermelk zijn voor een baby met een laag geboortegewicht extra belangrijk: het is makkelijker te verteren en vermindert de kans op darmproblemen. Als uw baby in het begin nog niet zelf aan de borst kan drinken, kunt u de moedermelk afkolven en wordt deze via een voedingssonde aan uw kindje gegeven. Wanneer u kunt beginnen met aanleggen, hangt af van de conditie van de baby. Als uw baby wakker is tijdens het geven van de sondevoeding en zuigbehoefte laat zien, dan kan dit een teken zijn dat hij of zij wil drinken. Zie voor meer informatie de folder ‘Van buidelen naar borstvoeding’.

Onvoldoende groei

Als uw baby borstvoeding krijgt en onvoldoende groeit of een geboortewicht heeft lager dan 2000 gram, kan aan de borstvoeding Breast Milk Fortifier toegevoegd worden. Dit bevat extra calorieën en speciale voedingsstoffen. Breast Milk Fortifier wordt in poedervorm toegevoegd aan afgekolfde moedermelk en via de fles gegeven. Mocht dit ook na opname nodig zijn, dan krijgt u hiervoor een recept mee naar huis.

Naar huis

Uw baby mag naar huis als hij/zij zwaar genoeg is, zichzelf warm kan houden in een gewone wieg en volledig zelf kan drinken. Bij ontslag krijgt u een afspraak mee voor controle bij de kinderarts.

Voorbereiding ontslag

Als bekend is wanneer uw baby naar huis kan, bieden wij u de mogelijkheid aan om samen met uw baby 24 uur te verblijven in een eigen kamer, de zogenaamde ‘rooming in’ kamer. U kunt dan zelf alle voedingen van uw baby aanbieden en ook de zorg op u nemen zodat u kunt wennen aan elkaar. Zo leert u ook goed om te gaan met de voedingssignalen die uw baby geeft.

Vragen

Als u na het lezen van deze folder nog vragen  heeft, stel deze dan gerust aan de kinderarts of kinderverpleegkundige. Ze zijn u graag van dienst.

Telefoonnummers

De afdeling Neonatologie (5 B)
088 250 6136

Opmerkingen over de tekst

Vindt u iets onduidelijk beschreven? Of ontbreekt er informatie? Dat horen wij graag. U kunt opmerkingen over de tekst doorgeven via [email protected].

Bijgewerkt op: 7 juni 2021

Code: K26