Amputatie van een (gedeelte van een) voet of been

In deze folder vindt u informatie over de amputatie van een (gedeelte van uw) voet of been. Voor deze operatie wordt u ongeveer een week opgenomen in het ziekenhuis. Het is goed u te realiseren dat uw persoonlijke situatie anders kan zijn dan beschreven. De klachten, behandeling en de snelheid van herstel verschillen per persoon en zijn mede afhankelijk van de ernst van het trauma en uw voorgeschiedenis.

Voorbereidingen

Meenemen naar het ziekenhuis

In de opnamefolder kunt u lezen wat u mee moet nemen.

Verhinderd

Bent u verhinderd voor de operatie? Wilt u dit dan zo spoedig mogelijk (uiterlijk 48 uur voor de opname) melden aan de opnameplanner Chirurgie? Er kan dan iemand anders in uw plaats komen. Bovendien kunt u meteen een nieuwe afspraak maken. Het telefoonnummer vindt u achter in deze folder.

Opname en operatie

Melden

Op de opnamedag meldt u zich op het afgesproken tijdstip op de verpleegafdeling.

Anesthesie

De soort anesthesie (verdoving) die wordt toegepast tijdens de operatie kan per patiënt verschillen. De anesthesist geeft u informatie over de anesthesie die voor u van toepassing is. U kunt hierover meer lezen in de folder ‘Algehele en regionale anesthesie’.

De operatie

In het geval van een geplande amputatie neemt de chirurg op de polikliniek de procedure rond de operatie met u door. Voorafgaand aan de operatie wordt met u besproken tot hoe hoog uw been of voet geamputeerd moet worden, veelal in overleg met de revalidatiearts. Hierbij wordt vooral gekeken naar de mate van uitbreiding van het dode weefsel en hoe goed de doorbloeding nog is. Ook het passen van een eventuele prothese speelt een rol. Dit hangt namelijk nauw samen met de plaats en lengte van de stomp.

Wat zijn de verschillende niveaus van amputaties?

  • partiële voetamputatie: amputatie van een gedeelte van de voet, wisselend van één of meerdere tenen tot de voorvoet;
  • onderbeenamputatie: amputatie tien à vijftien centimeter onder de knie;
  • knie-ex-articulatie: amputatie door het kniegewricht;
  • bovenbeenamputatie: amputatie tussen de knie- en het heupgewricht
  • heup-ex-articulatie: amputatie door het heupgewricht.

Over het algemeen wordt de wond gesloten. Bij een groot risico op infectie kan het verstandig zijn de wond later te sluiten. In dat geval wordt pas na een paar dagen, wanneer de infectieverschijnselen onder controle zijn, nog een keer geopereerd waarbij de stomp gecorrigeerd en gesloten wordt.

Duur van de operatie

De operatieduur is afhankelijk van het niveau van de amputatie, maar duurt minimaal een uur.

Na de operatie

Als u terugkomt van de uitslaapkamer op de verpleegafdeling heeft u:

  • een infuus: de hoeveelheid vloeistof wordt afgebouwd afhankelijk van wat u drinkt, hoe het urineren gaat en of u nog andere medicatie via het infuus moet krijgen. In het meest gunstige geval kan het infuus al na een dag verwijderd worden.
  • eventueel een drain: dagelijks wordt bekeken wanneer deze verwijderd kan worden. Dit is afhankelijk van de hoeveelheid wondvocht wat hierdoorheen afloopt.
  • gips, als u een onderbeenamputatie heeft ondergaan: het gipsverband blijft vijf tot zeven dagen zitten tenzij er sprake is van onverklaarbare koorts of pijn. Daarna zal het gipsverband twee keer per week worden vervangen tot de wond volledig dicht is.
  • een drukverband, als u een bovenbeenamputatie heeft ondergaan: de eerste verbandwissel is na vijf dagen. De wond wordt na de eerste verbandwissel tot aan het verwijderen van de hechtingen één keer per dag verbonden.
  • eventueel een urinekatheter: afhankelijk van uw mobiliteit en persoonlijke situatie wordt deze verwijderd.
  • eventueel een epiduraal katheter in de rug voor pijnstilling: deze wordt verwijderd afhankelijk van de hoeveelheid pijn die u heeft.

Controles

Zowel op de uitslaapkamer als op de verpleegafdeling wordt u na de operatie geregeld gecontroleerd op:

  • lekkage van de wond;
  • bloeddruk, hartslag en zuurstofverzadiging van het bloed. De dag na de operatie wordt er in de ochtend bloed geprikt om uw Hb-waarde te bepalen. Hiermee kunnen we zien of u niet te veel bloed heeft verloren.

Dieet

Als u goed wakker bent, mag u direct na de operatie normaal eten. Een goede voedingstoestand rond de operatie is erg belangrijk. Daarom komt de diëtist bij u langs. De verpleging houdt vier dagen samen met u bij wat u eet en drinkt. Ook wordt u twee keer per week gewogen.

(Fantoom)Pijn

U kunt pijn hebben aan de amputatiestomp. Dat is normaal na de operatie. Tijdens de opname krijgt u hiervoor op vaste tijden pijnstilling. Meestal is dit vier keer per dag paracetamol. Desnoods kan dit uitgebreid worden met zwaardere medicatie. Ook kan het zijn dat u een pijnpompje krijgt dat u zelf kunt bedienen. Hierover krijgt u meer informatie van de anesthesist.

Verder kunt u last hebben van fantoompijn. Dit betekent dat u pijn ervaart in het gedeelte dat is geamputeerd. Fantoompijn kan worden versterkt:

  • door weersomstandigheden;
  • als u plast, poept of bij een zaadlozing;
  • door emoties als angst en boosheid of door steeds aan de pijn te denken;

Bij de ene patiënt trekt de fantoompijn weg, bij de ander blijft de pijn bestaan. Hier zijn speciale medicijnen voor. Meld de verpleging als u tijdens de opname fantoompijn heeft.

Fantoomgevoel

Behalve fantoompijn bestaat het verschijnsel fantoomgevoel. U kunt het gevoel hebben dat het geamputeerde deel er nog steeds is. U kunt bijvoorbeeld jeuk aan uw voet hebben. De fysiotherapeut kan u bepaalde oefeningen geven waardoor dit gevoel langzaam afneemt. Als u tijdens de opname fantoomgevoel ervaart, kunt u dit aangeven bij de verpleging.

Antistolling

Na de operatie zult u medicijnen moeten blijven gebruiken om het bloed dun te houden. U (her-) start hiermee op de dag na de operatie. Uw arts bespreekt met u welke medicatie u daarvoor gaat gebruiken. Elke operatie brengt een verhoogd risico op trombose (vorming van bloedstolsels) met zich mee. Daarom krijgt u tijdens uw opname elke avond een Fraxiparine-injectie in uw been of buik.

Bewegen

Als u een drukverband heeft gekregen tijdens de operatie, meestal na een partiële voetamputatie, een knieex-articulatie of een bovenbeenamputatie, moet u vijf dagen bedrust houden. Heeft u gips gekregen, meestal na een onderbeenamputatie, dan heeft u 24 uur bedrust. De fysiotherapeut laat u oefeningen op bed doen. Op het moment dat u uit bed kunt, zal de fysiotherapeut de oefeningen uitbreiden en u tips/ trucs geven over mobiliteit na uw amputatie. Zo leert u om te gaan met de nieuwe situatie.

Na een voet- of onderbeenamputatie is het van belang regelmatig de knie te strekken en te buigen. Ook krijgt u het advies om drie keer per dag, vijftien minuten, buikligging aan te houden om verstijvingen/ vergroeiingen van het heup- en kniegewricht te voorkomen. Een dergelijke vergroeiing maakt lopen met een prothese moeilijker. Is buikligging niet mogelijk, dan kan er ook gekozen worden voor platte rugligging met iets zwaars (zandzak/infuuszak) op het bovenbeen.

Hechtingen

Na twee tot drie weken en afhankelijk van de wondgenezing kunnen hechtingen in één of twee keer verwijderd worden op de polikliniek.

Na ontslag

Revalidatie

Als u in aanmerking komt voor een prothese, wordt de revalidatiebehandeling voortgezet na ontslag uit het ziekenhuis. De revalidatiearts regelt dit. Hij/zij zal samen met u gaan kijken wat de beste revalidatieplek is: thuis, een verzorgings- of verpleeghuis of een revalidatiecentrum.

Als u na ontslag naar uw eigen woonomgeving teruggaat, kan dit zodra u zelfstandig kunt lopen met krukken of een looprek én als het volgens de fysiotherapeut verantwoord is. U zal dan verder gaan met dagrevalidatie; u bezoekt regelmatig een revalidatiecentrum of werkt thuis aan uw herstel met een fysiotherapeut. Als er thuiszorg nodig is wordt dit in overleg met u vanuit het ziekenhuis geregeld.

Wondzorg na ontslag

Het is belangrijk dat de operatiewond goed is genezen voordat er wordt overgegaan tot het vormen van de stomp. De amputatiestomp zal hiervoor verbonden worden met een zogenaamd stompverband. Dat verband wordt stevig aangebracht om de stomp goed te kunnen modelleren voor een eventuele prothese. Als de stomp de gewenste vorm heeft bereikt, wordt de prothese aangemeten. Meestal vindt dit plaats in een revalidatiekliniek. In de fase tussen het stompgips/stompverband en de definitieve prothese, wordt een stelt met een voet geplaatst zodat u de stomp kunt gaan belasten. Gipswissels vinden plaats in het Diakonessenhuis. De gipskamer van het ziekenhuis werkt samen met de revalidatiecentra.

Controleafspraak

Bij ontslag krijgt u een afspraak mee voor controle op de polikliniek. Tijdens deze controleafspraak wordt bekeken hoe het met u gaat, of de operatiewond goed geneest en of u nog vervolgafspraken of onderzoeken nodig heeft.

Problemen thuis

Doen zich na de operatie thuis problemen voor, zoals koorts of een rode, pijnlijke wond, neem dan contact op met het ziekenhuis. De contactgegevens vindt u onder het kopje 'Telefoonnummers'.

Medicatie

Uw medicatierecepten worden in overleg met u naar uw eigen apotheek gefaxt, of u kunt uw medicatie ophalen in de apotheek van het Diakonessenhuis. U mag bij pijn maximaal vier keer per dag twee tabletten Paracetamol 500 mg innemen. Wij raden u aan deze op vaste tijden in te nemen: 8.00, 12.00, 17.00 en 22.00 uur.

Emotionele begeleiding

Deze operatie is een ingrijpende gebeurtenis voor u, uw familie en omgeving. Tijdens uw opname kunt u uw gevoelens, moeiten en zorgen delen met de verpleegkundigen. Mocht u behoefte hebben aan meer begeleiding kan zij/hij de geestelijk verzorger of psycholoog vragen om bij u langs te komen. Uw familie en uw omgeving kunnen indien gewenst contact opnemen met hun eigen huisarts.

Mogelijke complicaties

Geen enkele operatie is zonder risico’s. Zo is ook bij amputaties de normale kans op complicaties aanwezig, zoals een nabloeding, wondinfectie, trombose of longontsteking. Als gevolg van het vaak grote wondoppervlak en het feit dat weefselschade meestal de reden is voor een amputatie, kunnen nabloedingen en vooral infecties vaker voorkomen. Het is goed u te realiseren dat de mate van weefselschade voor de operatie aan de buitenkant niet betrouwbaar vast te stellen is. Het komt daarom wel eens voor dat de arts tijdens de operatie moet besluiten een groter deel te amputeren dan in eerste instantie gedacht werd en met u besproken is. Ook kan het voorkomen dat wordt vastgesteld dat bij de operatie te weinig is geamputeerd. De wond wil dan niet genezen en/of beschadigd weefsel is nog niet volledig verwijderd. U zult dan opnieuw geopereerd moeten worden.

Vragen

Heeft u nog vragen, dan kunt u contact opnemen met de polikliniek Chirurgie.

(Patiënten)organisaties

Wellicht heeft u wellicht behoefte aan meer informatie en lotgenotencontact. KorterMaarKrachtig is dé landelijke vereniging voor mensen met een amputatie en/of aangeboren reductie van een ledemaat.

Telefoonnummers

Polikliniek Chirurgie Utrecht
088 250 5333

  • Toets 1 voor het maken of wijzigen van afspraken op de polikliniek
  • Toets 2 bij verhindering voor opname of bij vragen rond opname
  • Toets 3 in geval van medisch inhoudelijke vragen

Opnameplanner Chirurgie
088 250 5333 (toets 2)

Opmerkingen over de tekst

Vindt u iets onduidelijk beschreven? Of ontbreekt er informatie? Dat horen wij graag. U kunt opmerkingen over de tekst doorgeven via [email protected].

Bijgewerkt op: 23 september 2021

Code: CH75