Met een maagsonde naar huis

Uw kind krijgt voeding via een sonde. Als u wilt, kunt u de voeding thuis zelf geven. De verpleegkundige zal u uitleggen hoe u dit doet. In deze folder vindt u de instructies en adviezen op papier.

Waarom sondevoeding

Uw kind krijgt sondevoeding omdat hij/zij niet helemaal zelf kan of mag eten of drinken. Bijvoorbeeld omdat dit te veel inspanning kost. Het kan ook zijn dat uw kind extra energie of vocht nodig heeft. Sondevoeding is dan bedoeld om de conditie van uw kind op peil te krijgen of te houden. 

Voorbehouden handeling en risicovolle handeling

Het inbrengen van een maagsonde is een voorbehouden handeling. Dat betekent dat dit door een gediplomeerd verpleegkundige gedaan moet worden. Als de sonde er per ongeluk uitgaat, schakel dan de kinderverpleegkundige van de thuiszorg in om de sonde weer in te brengen.

Het geven van sondevoeding is een risicovolle handeling. Dat betekent dat de handeling bepaalde risico's met zich meebrengt. U krijgt duidelijke instructies van de verpleegkundige en u leert, aan de hand van een checklist, de handeling zelfstandig uit te voeren. Natuurlijk neemt u de handeling en de verantwoordelijkheid alleen over als u dat ook echt wilt. Als u het niet prettig vindt om uw kind zelf sondevoeding te geven, zoeken wij naar een passend alternatief. Vaak is het mogelijk de thuiszorg in te schakelen.

Sondevoeding

De voedingssonde

Een voedingssonde is een buigzaam slangetje waarmee voeding en/of medicijnen gegeven kunnen worden. De sonde wordt via de neus en de keelholte ingebracht en komt uit in de maag. Aan het uiteinde zitten gaatjes waardoor de voeding in de maag stroomt. Na het inbrengen kan de sonde meestal zes weken blijven zitten.

Tekening van een kind met een maagsonde

De voeding

Voor een baby
Baby’s krijgen hun normale voeding (moedermelk of kunstmelk) via de sonde. De arts bepaalt hoeveel voeding uw baby krijgt en of uw baby toevoegingen in de voeding nodig heeft.

Voor een kind
Kinderen krijgen sondevoeding. Dat is dunne vloeibare voeding. Deze voeding bevat alle voedingsstoffen die uw kind nodig heeft, zoals vocht, eiwitten, vetten, koolhydraten, vitamines en mineralen. Er zijn verschillende soorten sondevoeding. De kinderarts en diëtist bepalen welke soort en hoeveel voeding het beste is voor uw kind.

Klaar maken en bewaren

Als kant-en-klare voeding niet geschikt is voor uw kind, kunt u de voeding zelf klaarmaken volgens het voorschrift. Goede hygiëne is daarbij belangrijk. Was uw handen altijd met water en zeep en gebruik schone spullen. Keukenspullen die u bij het klaarmaken gebruikt, kunt u afwassen met heet water en afwasmiddel. Maak de spuiten goed schoon, dan kunt u ze meerdere keren gebruiken. Spoel ze eerst af met koud water (zodat de vetten goed afgebroken worden) en daarna met heet water. Vervang de spuiten elke 24 uur.

U kunt de meerdere porties van tevoren klaarmaken. U moet ze dan in de koelkast bewaren. De porties zijn maximaal 24 uur houdbaar. Voor moedermelk zonder toevoeging geldt:
- Verse moedermelk zonder toevoeging is maximaal 8 dagen houdbaar in de koelkast.
- Ontdooide moedermelk zonder toevoeging is maximaal 24 uur houdbaar in de koelkast.

Werk bij het klaarmaken zo schoon mogelijk. Zorg ook dat er geen klontjes in de voeding zitten. Door klontjes kan de sonde namelijk verstopt raken.

Breng iedere portie vlak voor het gebruik op lichaamstemperatuur (ongeveer 37°C). Controleer dit door een paar druppels op de binnenkant van uw pols te sprenkelen. Als u de druppels bijna niet voelt, is de temperatuur goed. De voeding mag zeker niet te warm zijn, want dat kan irritatie of zelfs verbranding van de slokdarm veroorzaken.

De voeding geven

U geeft de voeding in porties met behulp van een spuit of druppelsgewijs met een voedingspomp. Hieronder vindt u de instructie voor het geven van sondevoeding in porties. Als uw kind gebruik maakt van een voedingspomp, geeft de leverancier van de pomp u instructies.

Instructie voor het geven van sondevoeding in porties

  1. Als uw kind al wat ouder is, vertel dan rustig wat u gaat doen.
  2. Was uw handen goed met water en zeep.
  3. Leg alle materialen klaar:
    - ​​​​ de voeding op lichaamstemperatuur
    -  spuit 10, 20 of 60 ml (afhankelijk van de portie)
    -  handdoek of slab
  4. Neem uw kind op schoot of laat uw kind (in een (wip)stoeltje) naast u zitten. Lukt dit niet, laat uw kind dan liggen tijdens het voeden.
  5. Leg een handdoek of slab onder het uiteinde van de sonde voor als u morst.
  6. Controleer of de sonde goed zit. U doet dit als volgt:
    -  Controleer of de pleister nog goed vastzit aan de huid.
    -  Controleer het vastgestelde markeringspunt op de sonde dat de juiste ingebrachte lengte aangeeft.
    -  Kijk, als dat mogelijk is, of de sonde in de keel zit en niet opgekruld. Zit de sonde niet goed of twijfelt u? Neem dan contact op met de thuiszorg. Haal de sonde er niet uit. De verpleegkundige van de thuiszorg kijkt of er een nieuwe sonde ingebracht moet worden.
  7. Voel of de voeding handwarm is.
  8. U kunt de voeding op twee manieren geven:
    Inspuiten: Vul de spuit met voeding en sluit deze aan op het uiteinde van de sonde. Spuit de voeding langzaam in en let hierbij op de reactie van uw kind (zie punt 9). Als de spuit leeg is, doet u het dopje op de sonde. Vul de spuit opnieuw en sluit deze weer aan op de sonde. Herhaal dit tot de voeding op is.
    Hevelen: Sluit de spuit aan op de dichtgeknepen sonde en vul deze met voeding. Geef met de stamper een 'zetje' zodat de voeding gaat lopen. Houd de spuit hoger dan de maag van uw kind zodat de voeding op een goede snelheid inloopt. Hoe hoger de spuit, hoe sneller de voeding inloopt. Let op: als u de spuit te laag (onder niveau van de maag) houdt, loopt de voeding vanuit de maag terug in de spuit.
  9. Let op reacties van uw kind tijdens het geven van de sondevoeding zoals misselijkheid, onrust/huilen, hoesten en blauw worden. Stop met het geven van de voeding zodra uw kind een van deze reacties vertoont. Geef uw kind de tijd om weer rustig te worden. Controleer dan nog eens de ligging van de sonde. Zit deze goed, probeer dan de rest van de voeding te geven. Laat de voeding eventueel wat langzamer inlopen. Lukt het nog niet goed, probeer het dan bij de volgende voeding opnieuw. Zijn er dan nog problemen, neem dan contact op met de thuiszorg.
  10. Als u klaar bent met voeden, spuit u de sonde door met 3cc lucht of water, zodat er geen voeding meer in de sonde zit. Hiermee voorkomt u dat de sonde verstopt raakt.
  11. Sluit de sonde af met het afsluitdopje.
  12. Maak de gebruikte spullen na afloop goed schoon.

Verzorging

Mondverzorging

Doordat uw kind zijn voeding via een sonde krijgt, produceert het mondslijmvlies minder speeksel. Vooral als uw kind alle voeding via de sonde krijgt. Hierdoor kunnen irritaties of infecties van de mondholte ontstaan. Goede verzorging van de mond en het gebit is daarom extra belangrijk. Neem voor elke voeding een gaasje en doop dat in lauwwarm water. Maak hiermee de binnenkant van het mondje helemaal schoon. Doe dit heel voorzichtig, want uw kind kan er braakneigingen van krijgen. Als uw kind iets ouder is, laat het dan twee tot drie keer per dag de tanden poetsen en de mond goed spoelen met water. Smeer de lippen van uw kind goed in met vaseline. Dit voorkomt dat de huid uitdroogt en gaat barsten.

Kinderen die alleen via de sonde voeding krijgen, hoeven niet te zuigen, kauwen, happen of slikken. Maar die bewegingen hebben ze wel vanaf het begin af aan nodig om later te kunnen leren eten en praten. Daarom is het belangrijk dat u die bewegingen zoveel mogelijk stimuleert. Bijvoorbeeld door uw kind aan te moedigen zelf te eten als dat mag. U kunt uw kind tijdens het geven van sondevoeding laten zuigen op een fopspeen of uw pink. Als uw kind de borst of fles mag hebben, geef deze dan altijd eerst. Zo leert uw kindje ook zelf drinken. Met een peuter of kleuter kunt u spelletjes doen met hand-mondcontact en speelgoed-mondcontact. Laat uw peuter of kleuter spelen met een zachte tandenborstel. Dit alles wel in overleg met de behandelend kinderarts en/of de logopediste.

Neusverzorging

De sonde zit tegen de rand van het neusgaatje en op de neus geplakt. Daarom is extra neusverzorging nodig.

  • Zorg ervoor dat de sonde niet tegen de rand van het neusgaatje drukt, om wondjes te voorkomen.
  • Kijk of er drukplekken op de neus zitten.
  • Vervang de pleisters zodra ze vies zijn of loslaten.
  • Maak de neus schoon met water en droog goed af.
  • Maak de neusgaatjes regelmatig schoon met een gaasje of wattenstokje met kraanwater. U kunt de neusgaatjes ook schoonmaken met neusdruppels van fysiologisch zout.

Medicijnen

Sommige medicijnen kunnen via de sonde gegeven worden. Krijgt uw kind medicijnen, overleg dan met de verpleegkundige hoe u deze het beste kunt geven. Vraag ook of dit voor, tijdens of na de voeding moet. 

Als het medicijn niet vloeibaar is, los het dan op, als dat is toegestaan. Dit doet u door het medicijn fijn te malen en met lauw water te mengen. Trek het (opgeloste) medicijn op in een spuit. Vervolgens controleert u of de sonde nog goed zit en spuit u de sonde door met 3 ml lauw water. Zet de spuit met medicijnen op de sonde en spuit de medicatie in. Krijgt u kind meerdere medicijnen, spoel de sonde dan tussendoor steeds met 3 ml water. Spuit na het geven van de medicatie de sonde goed schoon met 3 ml water.

Eten en drinken naast de sonde

De arts bespreekt met u en uw kind of uw kind naast de sondevoeding ook andere dingen mag eten of drinken. Geef uw kind eerst het ‘gewone’ eten of drinken en pas daarna de sondevoeding. Zo heeft uw kind het meeste honger- en dorstgevoel en gaat het eten en drinken beter.

Mogelijke problemen

De sonde is verstopt

Dat kan komen door:

  • niet regelmatig doorspuiten van de sonde
  • niet goed doorspuiten van de sonde voor en na het geven van medicijnen
  • te lange blootstelling aan de zon. Hierdoor kan de sonde uitdrogen en hard worden.

Als de sonde verstopt is, probeer deze dan door te spuiten met water. U mag een klein beetje druk gebruiken bij het doorspuiten. Neem hiervoor een 10 ml spuit.

De voeding loopt niet door

Soms wordt de sonde dichtgedrukt doordat uw kind op een bepaalde manier zit of ligt. Zorg dat uw kind anders gaat zitten of liggen. Als dat niet helpt, dan zit de sonde waarschijnlijk verstopt en moet uw kind een nieuwe sonde krijgen. Neem in dat geval contact op met de kinderthuiszorg.

De sonde is verschoven

Komt een klein stukje van de sonde uit de neus, dan kunt u de sonde terugschuiven. Controleer hierna wel of de sonde weer in de maag zit (zie ‘instructie voor het geven van sondevoeding’). Als de sonde helemaal uit de neus komt, verwijder hem dan voorzichtig en neem contact op met de kinderthuiszorg.

De sonde is uitgebraakt

Als uw kind de sonde uitbraakt, komt deze er via de mond uit. Stop dan meteen met het geven van sondevoeding en verwijder de sonde langzaam via de neus. Let op: Zet eerst het dopje terug op de sonde, anders kan er voeding in de longen komen.

Mogelijke complicaties

Irritatie van het neusslijmvlies

Soms zit de sonde te strak of te lang op één plaats vastgeplakt. Het neusslijmvlies raakt dan geïrriteerd. Let er bij het vastplakken daarom goed op dat de sonde niet te strak tegen het neusgat aandrukt.

Misselijkheid en overgeven

Sommige kinderen worden misselijk of moeten overgeven. Dit kan een of meerdere oorzaken hebben:

  • De voeding loopt te snel in.
  • De porties zijn te groot.
  • De voeding is te zwaar voor uw kind.
  • De voeding is te koud.
  • De sonde ligt verkeerd.
  • De maag van uw kind raakt niet snel genoeg leeg.
  • De medicijnen die uw kind krijgt, veroorzaken misselijkheid.
  • Uw kind heeft een infectie. 

Als uw kind misselijk wordt of overgeeft, stop dan meteen met het geven van sondevoeding. Ga na wat de oorzaak kan zijn en kijk of u er iets aan kunt doen. Laat uw kind kalmeren en ga dan pas verder. Als uw kind misselijk blijft of blijft overgeven, neem dan contact op met uw huisarts.

Diarree

Mogelijke oorzaken van diarree zijn:

  • De voeding loopt te snel in.
  • De porties zijn te groot.
  • De voeding is te zwaar voor uw kind.
  • De voeding is te koud.
  • De sonde ligt te diep.
  • De voeding is verkeerd samengesteld.
  • Het maag-darmkanaal van uw kind functioneert niet goed.
  • De medicijnen die uw kind krijgt, veroorzaken diarree.

Ga na wat de oorzaak kan zijn en kijk of u er iets aan kunt doen. Houdt de diarree aan, neem dan contact op met uw huisarts.

Mondproblemen

Uw kind kan last krijgen van irritaties en infecties. Een infectie die bij baby's veel voorkomt is spruw. Uw kind heeft dan kleine witte vlekjes op het tandvlees of aan de binnenkant van de wang. Het ziet eruit als melk, maar als u erover wrijft blijft het zitten. Neem contact op met uw huisarts als u denkt dat uw kind spruw heeft. Of als uw kind last blijft houden van een pijnlijke mond. Zie voor de verzorging van de mond het kopje ‘Mondverzorging’.

Verslikken

Als de sonde verschuift of als uw kind moet overgeven tijdens de voeding, kan uw kind zich verslikken. De voeding kan dan in de luchtpijp of de longen terechtkomen. In dat geval kan uw kind gaan hoesten, moeilijk ademhalen, benauwd worden of blauw aanlopen. Als dit gebeurt, stop dan direct met het geven van de sondevoeding. Neem meteen contact op met uw huisarts als uw kind zich in de voeding heeft verslikt.

Vragen

Heeft u vragen over het geven van de sondevoeding, of doen zich thuis problemen voor, neem dan contact op met de thuiszorg.

Telefoonnummers

Afdeling Neonatologie (5B)
088 250 6136

Kinderafdeling (5C)
088 250 6134

 

Opmerkingen over de tekst

Vindt u iets onduidelijk beschreven? Of ontbreekt er informatie? Dat horen wij graag. U kunt opmerkingen over de tekst doorgeven via [email protected].

Bijgewerkt op: 1 augustus 2022

Code: K16