Opname van uw baby vanwege lage bloedsuikers

Uw baby is opgenomen op de afdeling Neonatologie van het Diakonessenhuis vanwege lage bloedsuikers direct of een paar dagen na de geboorte. Deze aandoening noemen we ook wel hypoglycemie. In deze folder leggen we uit wat dat is en hoe we dit bij uw kindje behandelen.

Wat is hypoglycemie?

Algemeen

Bij hypoglycemie maakt uw kindje te weinig glucose aan. Dat is niet goed want glucose is een belangrijke energiebron voor uw baby, vooral voor de hersenen.

Tijdens de zwangerschap krijgt uw kindje glucose via de navelstreng. Na de geboorte moet uw kindje zelf glucose halen uit de voeding die het krijgt en zo de bloedsuiker op peil houden. Sommige kindjes kunnen dit nog niet zo goed en hebben hier hulp bij nodig. Hiervoor nemen we uw kindje op, zodat we het goed in de gaten kunnen houden.

Wanneer is er een verhoogd risico op hypoglycemie?

  • Bij baby's met een te laag geboortegewicht (dysmatuur): uw kindje heeft dan te weinig reserve aan glucose en vet.
  • Bij baby's die te vroeg geboren zijn (prematuur, eerder dan 37 weken zwangerschap): ook dan heeft uw kindje te weinig reserve aan glucose en vet. Pas in de laatste periode van de zwangerschap begint uw kindje met het opslaan van een reservevoorraad. Een te vroeg geboren kindje heeft deze reserve nog niet voldoende.
  • Bij baby's die te laat geboren zijn (serotien, langer dan 42 weken zwangerschap): uw kindje kan dan ondervoed zijn en daardoor een tekort hebben aan glucose.
  • Bij baby's met een moeilijke start (asfyxie: zuurstoftekort): uw kindje gebruikt bij de geboorte zoveel energie dat dit tot een tekort kan leiden aan glucose. De reserves zijn direct na de geboorte al op. 
  • Bij baby's met een hoog geboortegewicht en bij baby's waarvan de moeder suikerziekte (diabetes) heeft: uw kindje krijgt dan veel glucose binnen via de navelstreng. Het past zich hierop aan en produceert meer insuline. Dit is een hormoon dat de glucose transporteert naar de cellen. Na de geboorte blijft de baby meer insuline produceren en daardoor teveel glucose afvoeren. Er is sprake van een hoge insulinespiegel waardoor de glucose daalt.

Verschijnselen

Verschijnselen van hypoglycemie kunnen onder andere zijn:

  • trillerigheid
  • fladderen: uw kindje maakt schokkende bewegingen
  • prikkelbaarheid
  • kreunen
  • voeding weigeren of slecht drinken
  • slap aanvoelen

Onderzoek

Als er een verhoogd risico bestaat dat uw baby hypoglycemie ontwikkelt, nemen wij regelmatig bloed af om de glucose te bepalen: 1, 3, 6, 12, 24 en soms 48 uur na de geboorte. Dit gebeurt door een prik in het hieltje, vlak voor een voeding. Als de glucose te laag is, controleren we vaker.

Behandeling

De behandeling is afhankelijk van de bloedsuikerwaarden van uw kindje. Vaak geven we glucose via de voeding, maar het is ook mogelijk dat uw kindje een infuus krijgt met glucose. Dat infuus geven we ook als uw kindje geen voeding kan verdragen.

Zodra de glucosewaarden zich herstellen, bouwen we de hoeveelheid glucose die de baby via het infuus krijgt af tot we helemaal met het infuus kunnen stoppen. Dat is het moment waarop uw baby voldoende glucose binnenkrijgt via de voeding.

Voeding

Uw kindje mag zoveel mogelijk zelf drinken. Als dat moeizaam gaat, voeden wij via een sonde. Dit is een dun slangetje dat via de neus, keel en slokdarm naar de maag toe gaat. Voor we de sonde aanbrengen geven we uw kindje sucrose. Dat is een suikeroplossing die pijn en stress vermindert. Het toedienen van de sucrose gebeurt via de mond. Het heeft geen bijwerkingen en geen invloed op de bloedsuikerwaarden.

Soms geven we uw kindje vaker een voeding (om de twee uur) in de hoop dat het de glucose beter op peil houdt.

Naar huis

Als de hypoglycemie over is en uw kindje alle voedingen zelf drinkt, mag het naar huis. Als uw kindje zeven voedingen heeft, bepalen we de glucose vaak voor de eerste voeding na de nachtpauze. Zo controleren we of uw baby een lange nachtpauze kan hebben zonder dat er hypoglycemie ontstaat.

Bij het ontslag krijgt u eventueel een polikliniekafspraak mee voor de kinderarts.

Vragen

Als u na het lezen van deze folder nog vragen heeft, stel deze dan gerust aan de kinderarts of kinderverpleegkundige. Zij beantwoorden graag uw vragen.

Opmerkingen over de tekst

Vindt u iets onduidelijk beschreven? Of ontbreekt er informatie? Dat horen wij graag. U kunt opmerkingen over de tekst doorgeven via [email protected].

Bijgewerkt op: 26 juli 2021

Code: K23