Manchester-Fothergill operatie

U wordt binnenkort geopereerd aan een verzakking van de baarmoeder door middel van een Manchester-Fothergill operatie. Voor deze ingreep wordt u enkele dagen opgenomen in het ziekenhuis. Uw behandelend gynaecoloog heeft enkele zaken al met u besproken. In deze folder vindt u informatie over de gang van zaken rond de ingreep. Algemene informatie over uw opname in het ziekenhuis vindt u in de folder 'Opname in het Diakonessenhuis'. U krijgt de folders tijdens het intakegesprek met de verpleegkundige.

Een verzakking

In het bekken liggen de blaas, de baarmoeder en het onderste deel van de darm (de endeldarm). Deze organen worden ondersteund door de bekkenbodem en de steunweefsels rondom deze organen. De bekkenbodem bestaat uit spieren en bindweefsel. Als u ouder wordt, kunnen deze spieren en steunweefsels uitrekken. De organen krijgen dan te weinig steun en zakken langzaam naar beneden. Hierdoor kunnen één of meer van deze organen verzakken en deels via de vagina naar buiten komen. Dit heet een verzakking. Er zijn meerdere manieren om een vaginale verzakking te verhelpen. Uw gynaecoloog kan u informeren over de behandelmethoden. 

Afbeelding van een verzakte baarmoeder

Een verzakking (bron: Property of Bard)

Wat is een Manchester-Fothergill operatie?

Bij een Manchester-Fothergill operatie korten we de ophangbanden van de baarmoeder in en doen we tegelijk een voorwandplastiek.

Inkorten van de ophangbanden
De ophangbanden zijn het natuurlijke steunweefsel van de baarmoeder. Door de banden in te korten wordt de baarmoeder weer naar haar oude positie gebracht. Ook wordt een stukje van de baarmoederhals verwijderd. Hierdoor krijgt de vagina de oude lengte terug.

Voorwandplastiek
Met de voorwandplastiek wordt de verzakking van de voorwand van de vagina (ook wel blaasverzakking of cystocele genoemd) verholpen. De blaas ligt tegen een deel van de voorwand aan en wordt bij de voorwandplastiek weer terug op zijn plaats geduwd.

De operatie kan worden gecombineerd met achterwand- of een perineoplastiek. Meer informatie over deze ingreep leest u in de folder Voorwand- en/of achterwandplastiek.

Voorbereidingen

Preoperatieve screening

Zodra uw arts u heeft verwezen voor de operatie starten we met de voorbereiding ervan. Zo kijken we welke verdoving voor u geschikt is en of u nazorg nodig heeft. Deze voorbereiding noemen we de preoperatieve screening. Hoe de preoperatieve screening verloopt en wat u hiervoor zelf moet doen leest u in de folder ‘Het plannen van uw operatie’.

Voorbereidingen thuis

  • Als u bloedverdunnende medicijnen gebruikt, moet u het gebruik hiervan in overleg met uw arts tijdelijk stoppen.
  • Op de dag van de operatie moet u nuchter naar het ziekenhuis komen. Meer informatie vindt u in de folder Algehele en regionale anesthesie.

Verhinderd

Als u verhinderd bent voor de operatie, meld dit dan zo spoedig mogelijke uiterlijk (48 uur voor de opname) aan de opnameplanner Gynaecologie. Er kan dan iemand anders in uw plaats komen.

Opname en operatie

Melden

Op de dag van de operatie meldt u zich op het afgesproken tijdstip op de verpleegafdeling.

Voorbereidingen

Een verpleegkundige ontvangt u op de afdeling. Hier krijgt u operatiekleding aan. U wordt in bed naar de operatieafdeling gebracht. Op de operatiekamer ziet u de gynaecoloog en het operatieteam. Na een korte check krijgt u de afgesproken verdoving.

Verdoving

De anesthesist brengt een infuus in en dient de ruggenprik of de narcose (algehele verdoving) toe. Bij de ruggenprik is uw onderlichaam helemaal verdoofd. Bij de narcose valt u in slaap en merkt niets meer tot u na de operatie wakker wordt in de uitslaapkamer. Vlak voor of tijdens de operatie krijgt u eenmalig een antibioticum toegediend via het infuus om (blaas)ontstekingen te voorkomen.

De operatie

Via de plasbuis wordt een katheter (slangetje) in de blaas ingebracht. Via deze katheter loopt de urine direct in een opvangzak. Zo wordt de blaas tijdens en na de operatie geleegd.

De gynaecoloog maakt aan de voorkant van de vagina een snede om zo de blaas los te kunnen maken van de baarmoederhals. Hierna haalt de gynaecoloog een deel van de baarmoederhals weg. Dit deel van de baarmoederhals is verzakt. Daarna hecht de gynaecoloog de banden, waaraan de baarmoeder hangt, naar elkaar toe. De banden worden op deze manier ingekort. Zo komt de baarmoeder weer op de plaats waar deze hoort te zitten en is de uitstulping verdwenen.

Na de operatie blijft de katheter nog even in de blaas. Soms wordt een tampon in de vagina ingebracht om een eventuele bloeduitstorting te voorkomen. De tampon is een lang gaaslint dat de vagina stevig opvult.

De operatie duurt ongeveer 45 tot 90 minuten, afhankelijk van de omvang van de operatie.

Na de operatie

Uitslaapkamer en verpleegafdeling

Na de operatie gaat u naar de uitslaapkamer, waar u enige tijd blijft. Vanuit de uitslaapkamer gaat u terug naar de afdeling Gynaecologie.

Infuus

U heeft een infuus voor het toedienen van vocht en eventuele medicatie. Afhankelijk van hoe het met u gaat wordt deze in de loop van de opname verwijderd.

Katheter

De katheter wordt meestal de ochtend na de operatie verwijderd, soms eerder. Daarna kijken we of u zelf goed kunt plassen en of er niet te veel urine in de blaas achterblijft. Als plassen niet goed lukt, kan het zijn dat u met een katheter naar huis gaat of dat u leert zelf de blaas te legen met een katheter. De verpleegkundige legt u uit hoe u dat doet.

Tampon

Na de operatie wordt een vaginale tampon ingebracht, deze wordt tegelijk met de katheter verwijderd. In de meeste gevallen de ochtend na de operatie.

Eten en drinken

Wanneer u weer mag drinken en eten na de operatie hangt af van hoe u zich voelt. U kunt de eerste dagen wat misselijk zijn. Uw darmen hebben tijdens de operatie stilgelegen. Na de operatie komen uw darmen weer langzaam op gang. U merkt dit aan een borrelend geluid in uw buik en u laat windjes. Zodra het drinken en plassen goed gaat, wordt het infuus verwijderd.

Ontlasting

De eerste dag na de operatie start u met medicijnen om de ontlasting op gang te brengen.

Controles

De verpleegkundigen controleren regelmatig het vloeien, uw bloeddruk en uw temperatuur.

Complicaties

Geen enkele operatie is zonder risico. Bij deze operatie is er een normale kans op de complicaties die bij elke operatie kunnen ontstaan, zoals pijn, een nabloeding, wondinfectie, longontsteking of trombose. Specifieke complicaties bij deze operatie zijn:

  • Blaasontsteking
    Door de katheter kunt u blaasontsteking krijgen. Dit is lastig en pijnlijk, maar goed te behandelen met antibiotica.
  • Beschadiging van de urinebuis of blaas
    Heel soms wordt de blaas of urinebuis, bij het losmaken van de omliggende weefsels, beschadigd. Er ontstaat dan een gaatje in de blaas of urinebuis. Dit wordt tijdens de operatie weer dichtgemaakt. De opname in het ziekenhuis kan dan wat langer zijn. Ook heeft u na de operatie iets langer een blaaskatheter nodig.
  • Problemen met plassen
    Door verandering van de plaats van de urinebuis of door vernauwing is het soms moeilijk om na de operatie goed te kunnen plassen. In dat geval krijgt u opnieuw een katheter of wordt u geleerd de blaas zelf met een katheter leeg te maken. Dit is vrijwel altijd een tijdelijk probleem.
  • Problemen met ontlasting
    Na de operatie kan de ontlasting moeizamer verlopen. Hiervoor krijgt u laxeermiddelen voorgeschreven.
  • Pijn bij het vrijen
    Meestal gaat vrijen beter nadat een verzakking is verholpen. In het begin kan het nog wat pijnlijk zijn doordat het litteken gevoelig is. Soms is de ingang te krap geworden door de operatie. Als u pijn heeft bij het vrijen na de operatie, is het goed dit te laten onderzoeken door uw gynaecoloog.
  • Opnieuw klachten
    Ook na een geslaagde operatie kunnen er jaren later opnieuw klachten van een verzakking ontstaan. Als u denkt opnieuw een verzakking te hebben, ga dan naar uw huisarts om dit te laten onderzoeken.

Ontslag

Meestal kunt u de dag na de operatie weer naar huis. Op de dag van ontslag heeft u een ontslaggesprek met de verpleegkundige. U krijgt dan informatie over de herstelperiode en de nazorg thuis.

Herstel en adviezen voor thuis

Het herstel na de operatie kan enkele weken duren. U kunt met wat hulp voor u zelf zorgen, maar houd er rekening mee dat u sneller moe bent en minder aankunt dan gebruikelijk. Geef toe aan de vermoeidheid en neem extra rust. Uw lichaam geeft aan wat u wel en niet aankunt. Het is belangrijk om daarnaar te luisteren. U zult merken dat u geleidelijk uw activiteiten weer kunt uitbreiden.

Leefregels

Leefregels voor na de operatie vindt u in de folder Leefregels en adviezen na een vaginale verzakkingsoperatie.

Problemen thuis

Bij vragen of problemen kunt u binnen kantooruren contact opnemen met de polikliniek Gynaecologie. Buiten kantooruren kunt u contact opnemen met de triageafdeling van de afdeling Gynaecologie (locatie Utrecht). Het telefoonnummer vindt u aan het eind van deze folder.

Controleafspraak

Bij ontslag krijgt u een telefonische afspraak over ongeveer 3 maanden na de operatie mee. U heeft dan ook de gelegenheid om vragen te stellen.

Vragen

Met vragen kunt u terecht bij de polikliniek Gynaecologie. U vindt het telefoonnummer aan het eind van deze folder.

(Patiënten)organisaties

Voor meer informatie over bekkenbodemklachten verwijzen wij u graag naar patiëntenvereniging Bekkenbodem4all.

Telefoonnummers

Polikliniek Gynaecologie
088 250 6178

Triage Gynaecologie en verloskunde
088 250 6459

Opmerkingen over de tekst

Vindt u iets onduidelijk beschreven? Of ontbreekt er informatie? Dat horen wij graag. U kunt opmerkingen over de tekst doorgeven via [email protected].

Bijgewerkt op: 23 februari 2024

Code: GYN46