Algehele en regionale anesthesie bij een spoedoperatie

U ondergaat met spoed een operatie. Uw specialist heeft u hierover al informatie gegeven. Bij de operatie is een vorm van verdoving noodzakelijk. De medische term voor verdoving is anesthesie. In deze folder vindt u informatie over de verschillende vormen van verdoving. Het is belangrijk om te beseffen dat de medische situatie van iedere patiënt verschillend is. Hierdoor kan worden afgeweken van de beschrijving in deze brochure.

Met wie krijgt u te maken?

De anesthesioloog

De anesthesioloog is een arts die gespecialiseerd is in de verschillende vormen van anesthesie, de pijnbestrijding en andere zorg rond de operatie. Het kan zijn dat de anesthesioloog die u voor de operatie spreekt, niet dezelfde is als diegene die u op de operatiekamer de verdoving toedient.

De physician assistant

De physician assistant is opgeleid om vakinhoudelijke taken over te nemen van een medisch specialist. 

De AIOS Anesthesiologie

De AIOS Anesthesiologie is een afgestudeerd arts in opleiding tot anesthesioloog.

Verschillende vormen van anesthesie

Algehele, regionale en lokale anesthesie

Er bestaan verschillende soorten anesthesie (verdoving):

  • Algehele anesthesie
    Bij algehele anesthesie (ook narcose genoemd), wordt het hele lichaam verdoofd en bent  u tijdelijk buiten bewustzijn.
  • Regionale anesthesie
    Bij regionale anesthesie wordt een gedeelte van het lichaam, bijvoorbeeld een arm of het gehele onderlichaam, tijdelijk gevoelloos gemaakt. U voelt daardoor geen pijn. Sommige mensen voelen nog wel - in lichte mate - dat ze aangeraakt worden. Van de operatie ziet u niets; alles wordt met doeken afgedekt. U blijft in principe wakker. Wanneer u dat wilt, kunt u via een infuus een licht slaapmiddel krijgen.
  • Lokale of plaatselijke anesthesie
    Bij lokale of plaatselijke anesthesie wordt alleen de plaats van de operatie gevoelloos gemaakt door het inspuiten van een verdovend middel. Deze vorm van verdoving is vooral geschikt voor kleinere ingrepen.

In deze folder gaan we alleen in op de eerste twee vormen: algehele en regionale anesthesie.

Welke vorm van anesthesie is voor u geschikt?

Welke vorm van anesthesie er tijdens de operatie bij u gebruikt wordt, hangt af van verschillende factoren, zoals de soort operatie, uw leeftijd en uw lichamelijke conditie. Als u zelf een voorkeur heeft, kunt u deze aangeven Bij de beslissing over de soort anesthesie wordt rekening gehouden met uw wensen.

Voorbereidingen op de anesthesie

Eten en drinken voor de operatie

Het is belangrijk dat u voor uw operatie niet meer eet en drinkt. Dan is uw maag zo leeg mogelijk. Dat heet nuchter zijn.

Het is belangrijk om nuchter te zijn:

  • Voedsel in de maag verhoogt de kans dat uw maaginhoud in uw longen komt met als gevolg een ernstige longontsteking. 
  • Als u niet nuchter bent dan wordt u voor uw eigen veiligheid niet geopereerd.

Om nuchter te zijn moet u zich aan de volgende regels houden:

  • Tot 6 uur voor de operatie mag u gewoon eten en drinken.
  • Tot 2 uur voor de operatie mag u alleen nog heldere dranken drinken. Heldere dranken zijn: water, thee, heldere appelsap, aanmaaklimonade of koffie (zonder melk, suiker mag wel). Niet toegestaan zijn melk en melkproducten, koolzuurhoudende dranken en dranken met vezels. 
  • Vanaf 2 uur voor de operatie mag u helemaal niets meer innemen met uitzondering van voorgeschreven medicijnen (met één slok water).
eten en drinken voor operatie

Afbeelding - De regels rond eten en drinken in beeld

Medicijnen

De anesthesioloog / specialist bespreekt welke medicatie u wel/niet kunt gebruiken voor de operatie. De medewerkers van de afdeling zullen u hierin begeleiden.

Overige voorbereidingen

  • We verzoeken u voor de operatie geen bodylotion/gezichtscrème te gebruiken.
  • Voor de operatie krijgt u een operatiehemd en -broekje aan.
  • Voor de operatie moet u alle sieraden, zoals een horloge, oorbellen en ringen afdoen.
  • Piercings zijn toegestaan tenzij:
    • deze in- of bij de luchtweg (mond/keelholte) zitten; 
    • scherpe uiteinden hebben; 
    • door de ligging tijdens een operatie tot problemen kunnen leiden (bijvoorbeeld een navelpiercing bij buikligging).
  • Eventuele make-up moet u verwijderen.
  • Bij een algehele narcose moet u uw bril/contactlenzen en gebitsprothese op de verpleegafdeling achterlaten.
  • Eventueel krijgt u als voorbereiding op de anesthesie een injectie of een tabletje van de verpleegkundige. Hiervan kunt u al wat slaperig worden.
  • Een verpleegkundige brengt u in uw bed naar de operatieafdeling. Daar ziet u de anesthesioloog en zijn assistent, de anesthesiemedewerker.

Leeswijzer

Op de volgende pagina's vindt u informatie over de verschillende vormen van anesthesie. Voor een goed overzicht kunt u alle hoofdstukken doorlezen. Is al bekend welke vorm van anesthesie bij u gebruikt gaat worden, dan kunt u zich beperken tot het betreffende hoofdstuk. De informatie in het hoofdstuk 'Ontslag', geldt weer voor alle vormen van anesthesie. De indeling van de volgende hoofdstukken is als volgt:

  • Algehele anesthesie
  • Regionale anesthesie
    • Ruggenprik
    • Anesthesie van een arm of been
  • Ontslag

Algehele anesthesie

Het toedienen van algehele anesthesie

Voordat u de slaapmiddelen voor de algehele anesthesie krijgt toegediend, wordt bewakingsapparatuur aangesloten:

  • U krijgt plakkers op de borst om uw hartslag te meten en een klemmetje op uw vinger om het zuurstofgehalte in uw bloed te controleren.
  • Uw bloeddruk wordt via een band om de arm gemeten.

Vervolgens brengt de anesthesioloog of de anesthesiemedewerker een infuus in uw arm in. Hierop wordt een infuus aangesloten. Via het infuus spuit de anesthesioloog het slaapmiddel in. Dit geeft soms een branderig gevoel in de arm. U valt binnen een halve minuut in een diepe ‘slaap’. Om de ademhaling tijdens de anesthesie te kunnen controleren wordt, voordat de operatie begint, een kunststof buisje (een tube) in uw keel gebracht. U merkt daar niets van, want u slaapt dan al.

Combinatie met ruggenprik

Het kan zijn dat de anesthesioloog u voorstelt een algehele anesthesie te combineren met een ruggenprik. De ruggenprik wordt dan gegeven voordat de algehele anesthesie wordt toegediend. Met de ruggenprik wordt een slangetje in uw rug achtergelaten waarop na de operatie een pomp aangesloten kan worden. Zo kan er na de operatie betere pijnstilling gegeven worden. Dit slangetje wordt verwijderd als de pijnstilling niet meer nodig is. U merkt hier nauwelijks iets van.

Controle tijdens de operatie

Tijdens de operatie blijft de anesthesioloog of de anesthesiemedewerker, voortdurend bij u. De anesthesioloog bewaakt en bestuurt tijdens de operatie de functies van uw lichaam. Dankzij de bewakingsapparatuur kan precies worden vastgesteld hoe uw lichaam op de operatie reageert. Uw ademhaling en de bloedsomloop kunnen zo nodig worden bijgestuurd en u krijgt medicijnen toegediend om de anesthesie te onderhouden.

Na de operatie

Na de operatie brengt de anesthesioloog u naar de recovery (= uitslaapkamer) om bij te komen. Dit is een aparte ruimte vlakbij de operatiekamer. Gespecialiseerde verpleegkundigen zien erop toe dat u rustig bijkomt van de operatie. Ook op de uitslaapkamer bent u aangesloten op bewakingsapparatuur. Soms loopt er een slangetje door uw neus om uw maag te ontlasten of om u extra zuurstof te geven. 

U kunt zich na de operatie moe en slaperig voelen, af en toe wegdommelen en rillen van de kou. Dat is heel normaal. Met het uitwerken van de anesthesie kunt u pijn krijgen in het operatiegebied. Door de anesthesie, maar ook als gevolg van de operatie kunt u misselijk zijn. U kunt de verpleegkundige gerust vragen om een pijnstiller of een middel tegen de misselijkheid. 

Als u voldoende wakker bent en alle controles (zoals uw hartslag en ademhaling) goed zijn, gaat u terug naar de verpleegafdeling. Het kan ook zijn dat u nog enige tijd intensieve zorg nodig heeft. U gaat dan naar de afdeling Intensive care.

Bijwerkingen

Terug op de verpleegafdeling kunt u zich nog wat slaperig voelen. Ook kunnen misselijkheid en braken optreden en kunt u pijn krijgen. Dit kunnen we in de meeste gevallen bestrijden. De verpleegkundigen weten precies welke medicijnen ze u kunnen geven tegen deze ‘bijwerkingen’. Vraag er gerust om. Hebt u een zwaar of kriebelig gevoel achterin uw keel, dan kan dat komen van het buisje (de tube) dat tijdens de operatie in uw keel zat om de ademhaling te kunnen regelen. Die irritatie van de keel verdwijnt vanzelf binnen een aantal dagen. Soms is de plaats waar het infuus heeft gezeten enkele dagen wat pijnlijk. Veel mensen hebben dorst na een operatie. Als u direct na de operatie weer mag drinken, begin dan met kleine hoeveelheden. Mag u niet drinken (dit is afhankelijk van de soort operatie), dan kunt u uw lippen nat maken om de ergste dorst weg te nemen.

Advies bij gebruik van anticonceptie

Tijdens sommige operaties onder narcose is het nodig om een spierverslappend middel te gebruiken. Als dit nog onvoldoende is uitgewerkt aan het eind van de operatie, krijgt u het medicijn sugammadex (Bridion). Dit is om de werking van het spierverslappende middel te stoppen. Sugammadex kan invloed hebben op hormonale anticonceptie, zoals de anticonceptiepil, anticonceptiering, implantaten of een spiraaltje. Dit komt omdat sugammadex ervoor zorgt dat u minder van het hormoon progestageen opneemt. Het advies is om de eerste zeven dagen na de operatie een aanvullende, niet-hormonale anticonceptiemethode te gebruiken. Dit kan bijvoorbeeld een condoom zijn. Uiteraard kunt u na afloop van de operatie navragen of u het medicijn sugammadex (Bridion) toegediend hebt gekregen.

Complicaties

Door de algehele anesthesie kunnen complicaties ontstaan. Zo kunnen allergische reacties op de medicijnen optreden. Daarnaast kan uw gebit beschadigd raken door het inbrengen van het kunststofbuisje in uw keel. Dit geldt met name wanneer uw gebit in minder goede staat is. Ook kan door de houding tijdens de operatie een zenuw in uw arm of been beklemd raken. Hierdoor kunt u last krijgen van tintelingen en krachtverlies. Dit is bijna altijd tijdelijk.

Regionale anesthesie

Door regionale verdoving worden de zenuwen in een gedeelte van uw lichaam zo volledig mogelijk uitgeschakeld. U voelt geen pijn. Het kan wel zo zijn dat u tijdens de operatie voelt dat u wordt aangeraakt. Omdat zenuwen verbonden zijn aan spieren, kunnen spieren door de verdoving ook tijdelijk worden uitgeschakeld. Ze raken verlamd en u kunt ze vaak niet bewegen. Er zijn twee soorten regionale anesthesie:

  • ruggenprik (dubbelzijdige verdoving);
  • verdoving van een arm of been (enkelzijdige verdoving).

Ruggenprik

In de rug lopen vanuit het ruggenmerg grote zenuwen naar de rest van het lichaam. Deze zenuwbanen kunnen met een ruggenprik worden verdoofd. Er zijn twee manieren waarop de ruggenprik kan worden toegediend:

Spinale techniek
Via een dunne naald wordt laag in de rug een verdovingsvloeistof ingespoten. Deze techniek wordt gebruikt bij kortere operaties in het gebied van de navel of benen. Na het toedienen van de injectie wordt uw onderlichaam gevoelloos. De verdoving duurt enkele uren, afhankelijk van de gebruikte verdovingsvloeistof.

Epidurale techniek
Hierbij wordt meestal een dun slangetje in de rug achtergelaten, zodat langdurige pijnstilling kan worden gegeven. Deze techniek wordt met name bij buik-, long-, en beenoperaties toegepast en kan ook worden gegeven in combinatie met narcose. Deze verdoving kan in principe dagen worden voortgezet.

Bij een ruggenprik blijft u bij bewustzijn, maar u ziet niets van de operatie omdat alles is afgeschermd. Als u liever slaapt, kunt u om een licht slaapmiddel vragen (dit is geen narcose!). Hier kunt u ook tijdens de operatie nog om vragen. U kunt ook naar muziek luisteren als u uw telefoon en oordopjes bij u heeft.

Toediening
Eerst wordt u aangesloten op de bewakingsapparatuur. Vervolgens wordt uw bloeddruk gemeten en wordt er een infuusnaald in uw arm aangebracht. De anesthesioloog vraagt u ontspannen te gaan zitten of op uw zij te gaan liggen. De huid op uw onderrug wordt gereinigd en zo nodig plaatselijk verdoofd. 

U krijgt vervolgens een injectie met een dunne naald onder in de rug. Deze is doorgaans niet pijnlijk. Het is van belang u tijdens de injectie te ontspannen. U voelt op deze manier zo min mogelijk. Ook is het belangrijk om tijdens het prikken stil te blijven zitten of liggen. Als de naald goed zit, spuit de anesthesioloog het verdovende middel in. Het geven van de injectie kan soms lastig zijn. Hierdoor zijn soms meerdere injecties nodig.

Na het toedienen van de ruggenprik merkt u dat uw benen warm aanvoelen en beginnen te tintelen. Vervolgens worden ze gevoelloos en slap, net als de rest van het onderlichaam. Het duurt één tot vijf uur voordat de verdoving volledig is uitgewerkt.

Bijwerkingen en complicaties
Soms werkt de verdoving niet voldoende. De anesthesioloog kan dan een extra verdoving geven of ervoor kiezen om u een andere soort verdoving te geven. Dit gebeurt in overleg met u.

Aan de andere kant kan de verdoving zich (te ver) uitbreiden. U merkt dit door tintelen van uw handen of tong of doordat u moeilijker adem kunt halen. U krijgt dan extra zuurstof toegediend. Als het nodig is, wordt u alsnog onder algehele anesthesie gebracht.

Na een ruggenprik kunt u soms last krijgen van hoofdpijn, voornamelijk bij het overeind komen. Meestal verdwijnt dit binnen een week. Let er hierbij op dat u dan voldoende bedrust neemt, genoeg drinkt (vooral koffie werkt goed) en zo nodig Paracetamol (4 tot 6 keer per dag) neemt. Als de klachten hevig zijn of lang aanhouden, neem dan contact op met de anesthesioloog (088 250 8450).  

Andere bijwerkingen die kunnen optreden zijn:

  • lage bloeddruk, in combinatie met misselijkheid;
  • rillen over het hele lichaam;
  • jeuk over het hele lichaam;
  • rugpijn op de plaats waar de injectie is gegeven;
  • problemen bij plassen. Door de verdoving is de blaasfunctie tijdelijk verminderd. Hierdoor voelt u geen drang om te plassen. Het is daarom aan te raden na een spinale ruggenprik niet onnodig veel te drinken. Zo voorkomt u dat uw blaas te ver uitgerekt wordt. Als u 8 uur na de ruggenprik nog niet geplast hebt, is het soms nodig om de blaas met een katheter te legen.

Bovenstaande klachten verdwijnen meestal binnen enkele uren tot dagen. Wanneer dit niet het geval is, neem dan contact op met de anesthesioloog via het centrale nummer van het ziekenhuis (088 250 5000).

Anesthesie van een arm of een been

Een arm of been kan (deels) worden verdoofd door een verdovingsmiddel in te spuiten rond de zenuwen die naar uw arm of been lopen. Bij deze verdoving blijft u bij bewustzijn. U ziet echter niets van de operatie omdat alles is afgeschermd. Als u liever slaapt, kunt u om een licht slaapmiddel vragen (dit is geen narcose!). Hier kunt u ook tijdens de operatie nog om vragen. U kunt ook naar muziek luisteren als u uw mobiele telefoon en oordopjes bij u heeft.

Toediening
U wordt aangesloten op de bewakingsapparatuur. Uw bloeddruk wordt gemeten. Om u tijdens de operatie zo nodig medicijnen toe te kunnen dienen, krijgt u een infuus in uw arm. Afhankelijk van de plaats waar u geopereerd wordt, krijgt u een verdovende injectie in de oksel, hals, bil, lies of knieholte. Met een echoapparaat wordt de juiste plek voor de injectie gekozen. Als de naald op de goede plek zit, injecteert de anesthesioloog het verdovende medicijn.

Uw arm of been begint te tintelen en wordt warm. De verdoving moet ongeveer 10 tot 20 minuten inwerken. Vanaf dan kunt u uw arm of been niet meer bewegen en voelt u geen pijn meer. Het duurt 3 tot 12 uur voordat de verdoving volledig is uitgewerkt.

Bij regionale anesthesie van een arm of been is het soms niet nodig om in het ziekenhuis te blijven totdat de verdoving is uitgewerkt. Zolang uw arm verdoofd is, moet u een mitella dragen. Bij een nog gedeeltelijk verdoofd been, dient u voorzichtig en met ondersteuning te lopen.

Bijwerkingen
Soms komt het voor dat de verdoving niet voldoende werkt. De anesthesioloog kan dan een extra verdoving in uw arm of been geven. Hij kan er ook voor kiezen om u een andere soort verdoving (meestal narcose) te geven. Dit gebeurt in overleg met u. Net als bij een spinale ruggenprik kunnen zenuwen geïrriteerd zijn. Dit merkt u aan tintelingen in uw arm of been. Deze tintelingen verdwijnen binnen enkele dagen tot weken.

Ontslag

Vervoer

Als u op de dag van de operatie alweer naar huis mag, zorg er dan voor dat u door een volwassene begeleid wordt. U kunt na een operatie niet zelf autorijden. Zorg dus dat iemand anders u naar huis brengt, of neem een taxi. Zelf autorijden raden wij u dringend af in verband met de veiligheid van uzelf en andere weggebruikers. Bovendien hebben veel autoverzekeringen in de polisvoorwaarden opgenomen dat schade door autorijden kort na een operatie niet gedekt is.

Adviezen voor thuis

Voor de eerste 24 uur geldt:

  • Zorg dat u niet alleen thuis bent.
  • Doe het rustig aan.
  • Bestuur geen machines.
  • Neem geen belangrijke beslissingen. 
  • Eet en drink licht verteerbare voedingsmiddelen.
  • Bij pijn kunt u een pijnstiller gebruiken (bijvoorbeeld Paracetamol of Nurofen). Gebruik geen Aspirine; dit vergroot de kans op een nabloeding.

Herstel

Door de operatie en de narcose is uw weerstand verminderd. Sommige mensen hebben daardoor enige tijd last van:  

  • haaruitval;
  • concentratiestoornissen;
  • een grotere gevoeligheid voor griep en verkoudheid;
  • vermoeidheid.

Het is heel normaal dat u zich na de operatie een periode minder fit voelt. Het lichaam zal zich in zijn eigen tempo herstellen. Dat heeft tijd nodig. Genoemde klachten verdwijnen vanzelf, alhoewel dit enkele maanden kan duren.

Vragen

Vragen over de anesthesie kunt u tijdens de opname stellen aan de verpleegkundige, zaalarts, uw specialist of de anesthesioloog.

Opmerkingen over de tekst

Vindt u iets onduidelijk beschreven? Of ontbreekt er informatie? Dat horen wij graag. U kunt opmerkingen over de tekst doorgeven via [email protected]

Bijgewerkt op: 17 augustus 2023

Code: ANST7