Fysiotherapie na een onderbeen- of bovenbeenamputatie
U heeft een amputatie ondergaan van uw onderbeen of bovenbeen. In deze folder vindt u adviezen en instructies over houding, beweging en oefeningen na de amputatie. De fysiotherapeut neemt de oefeningen die voor u van toepassing zijn, eerst met u door. Als de oefeningen goed gaan, mag u deze zelfstandig uitvoeren. De fysiotherapeut bespreekt dit met u.
Fysiotherapie in het ziekenhuis
Vanaf de dag na de operatie komt de fysiotherapeut bij u langs om u te behandelen. Het doel van de behandeling is zoveel mogelijk mobiliteit, kracht en conditie te behouden. Onder leiding van de fysiotherapeut gaat u starten met mobiliseren. Met mobiliseren bedoelen we hier: verplaatsen in bed, opstaan, lopen en gaan zitten.
Buiklig/platliggen
De fysiotherapeut geeft u aanwijzingen over de houding van uw lichaam en van uw geamputeerde lichaamsdeel. U gaat oefenen met de buikligging. De buikligging is belangrijk om de heup van uw geamputeerde been soepel te houden. Vanaf dag 2 gaat u 3 keer per dag 20 minuten op uw buik liggen.
Om de rek op de voorzijde van uw heup te vergroten kunt u een (breed) rolletje net boven uw knie (bij een amputatie door het onderbeen) of onder het uiteinde van de stomp (bij een amputatie door het bovenbeen) leggen.
Als u niet op uw buik kunt liggen, lig dan 3 keer per dag 20 minuten volledig plat op uw rug.
Weer in beweging komen
Zodra de arts akkoord geeft, mag u onder leiding van de fysiotherapeut of verpleegkundige beginnen met weer in beweging komen.
Opstaan, lopen en gaan zitten
De fysiotherapeut oefent met u hoe u moet opstaan en gaan zitten. Als u deze bewegingen veilig en zelfstandig kunt uitvoeren, mag u zich op aangeven van de fysiotherapeut zelfstandig naar de stoel of rolstoel verplaatsen. U kunt hierbij gebruikmaken van een loophulpmiddel. Als u zit, is het belangrijk dat de stomp omhoog ligt en ondersteund wordt door een kussentje. Dit voorkomt stuwing van de wond.
Als de wond goed geneest, kunt u starten met staan en lopen. Dit gebeurt in een loopbrug of met een loophulpmiddel, zonder oefenprothese.
Conditie en kracht opbouwen
Samen met de fysiotherapeut gaat u conditie en kracht opbouwen. U gaat oefeningen doen die ervoor zorgen dat het niet geamputeerde been sterker wordt en uw conditie behouden blijft of zelfs verbetert. Deze kracht en conditie heeft u hard nodig bij uw herstel. U gaat ook oefenen met het geamputeerde been om spierkracht te behouden en om spierverkortingen te voorkomen.
Oefeningen
Voor alle oefeningen geldt het volgende:
- Voer de oefeningen in rustig tempo uit.
- Herhaal elke oefening 5 tot 10 keer.
- Rust na elke oefening even uit.
- Oefen minimaal 2 en maximaal 5 keer per dag.
- Doe alleen de oefeningen die u met de fysiotherapeut heeft doorgenomen.
- Blijf goed doorademen tijdens de oefeningen.
- Doe de oefeningen op geleide van pijn. Forceren is niet nodig.
Oefeningen bij beide amputaties
- Buiklig 3 keer per dag 20 minuten voortzetten (zie oefening bij buiklig/platliggen)
- Bewegen van uw heupgewricht
- Ga op uw zij liggen van uw niet-geamputeerde been.
- Buig uw niet-geamputeerde knie een beetje zodat u stabiel ligt.
- Til uw geamputeerde been iets op en maak een kleine cirkel.
- Leg uw geamputeerde been weer neer.
Pijn
U kunt pijn hebben aan de amputatiestomp. Dat is normaal na de operatie en u krijgt hier medicijnen voor. Verder kunt u last hebben van fantoompijn. Dit betekent dat u pijn voelt in het gedeelte dat geamputeerd is. Fantoompijn kan toenemen door:
- veranderingen in het weer
- druk op het overgebleven deel van het been door bijvoorbeeld kleding
- emotionele stress zoals angst en boosheid
- vergeten dat het been of onderbeen er niet meer is en proberen het te gebruiken
- een slecht passende prothese
Er zijn geen aanwijzingen dat fantoompijn kan worden voorkomen. Pijntherapie waarmee symptomen voor en na de amputatie worden bestreden, kan beginnende pijn beperken en zelfs voorkomen. Sommige mensen krijgen echter ondanks pijntherapie toch fantoompijn.
Revalidatie buiten het ziekenhuis
Als er medisch geen redenen meer zijn om in het ziekenhuis te blijven, gaat u imeestal in overleg met de revalidatiearts naar een revalidatiecentrum of naar een revalidatieafdeling in een verpleeghuis. U kunt daar worden opgenomen of u bezoekt het revalidatiecentrum vanuit huis (poliklinisch). Ook is het mogelijk dat u tijdelijk naar een verzorgings- of verpleeghuis gaat met een eigen revalidatieafdeling.
In het revalidatiecentrum of op de revalidatieafdeling wordt u door meerdere zorgprofessionals begeleid bij uw revalidatie met als doel dat u weer zo zelfstandig mogelijk kunt functioneren.
Bijgewerkt op: 5 april 2024
Code: FYSIO28