Gebroken knieschijf

In deze folder vindt u informatie over de behandeling van een gebroken knieschijf (patellabreuk) door middel van een operatie. Voor deze operatie verblijft u meestal één tot drie dagen in het ziekenhuis.

Wat is een gebroken knieschijf?

De knieschijf (patella) is een stukje bot met kraakbeenoppervlak aan de voorkant van de knie. Dit stukje bot is opgenomen in de pees van de voorste bovenbeenspieren (patellapees), en speelt een rol bij het strekken van de knie. De patella vangt de wrijving- en compressiekrachten van de knie op, zodat dit niet alleen op de pees aankomt. De patella brengt de kracht die de voorste bovenbeenspieren moeten verwerken over op het scheenbeen en voorkomt overbelasting van de pees.

Een gebroken knieschijf ontstaat meestal door een val direct op de knieschijf, of door een harde klap tegen de knieschijf, door bijvoorbeeld een verkeersongeval. De knie doet vaak meteen pijn en wordt ook dik. Het lukt vaak niet meer de knie strekken, omdat de patellapees niet meer in verbinding staat met het onderbeen.

Diagnose en onderzoek

Op een röntgenfoto kunnen we zien of de knieschijf gebroken is.

Behandelmogelijkheden

Soms is de knieschijf alleen gescheurd en zitten de breukdelen nog wel aan elkaar vast. Dan kunnen we de breuk met gips behandelen, omdat het strekmechanisme nog werkt. Maar meestal gaan de breukdelen uit elkaar staan en werkt het strekmechanisme niet meer. Dan is een operatie nodig om de breuk te herstellen. Hieronder leest u hoe de gang van zaken rond de operatie is.

De opname

Meestal wordt u na een trauma of ongeval opgenomen via de Spoedeisende hulp. Vanaf de Spoedeisende hulp wordt u naar de afdeling Chirurgie gebracht. De verpleegkundige stelt u een aantal vragen over uw gezondheid, medicijngebruik, mate van zelfstandig functioneren voor de opname en uw woonomstandigheden. Op de dag van de operatie moet u nuchter blijven en wordt u met hulp van de verpleegkundige voorbereid op de operatie.

De verwachte opnameduur voor een operatie van de knieschijf is één tot drie dagen. In de folder ‘Opname in het Diakonessenhuis’ leest u wat u mee moet nemen.

Anesthesie

De operatie kan plaatsvinden onder algehele of spinale anesthesie. Algehele anesthesie wordt ook narcose genoemd. Hierbij wordt het hele lichaam verdoofd en bent u tijdelijk buiten bewustzijn.

Bij spinale anesthesie wordt het onderlichaam tijdelijk gevoelloos gemaakt door middel van een ruggenprik. Hierdoor voelt u geen pijn. Van de operatie ziet u niets, omdat alles met doeken wordt afgedekt. In principe blijft u wakker, maar in overleg met de anesthesioloog kunt u een licht slaapmiddel krijgen.

Meer informatie over de anesthesie vindt u in de folder Algehele en regionale anesthesie.

De operatie

De meeste breuken van de knieschijf worden vastgezet met een ‘Zuggertung’. Deze bestaat uit enkele dunne metalen pinnen en een metalen vlechtdraad om de knieschijf heen. Soms worden ook schroeven gebruikt. Het materiaal wordt geplaatst via een snede aan de voorkant, over de knieschijf. De operatie duurt meestal 45 tot 60 minuten.

Na de operatie

Na de operatie komt u op de uitslaapkamer (recovery). U gaat weer terug naar de verpleegafdeling

  • als u goed aanspreekbaar bent
  • de verdoving (deels) uitgewerkt is
  • uw vitale functies stabiel zijn
  • en de pijn draaglijk voor u is

De verpleegkundigen van de verpleegafdeling komen u dan ophalen.

Als u terugkomt op de verpleegafdeling heeft u een infuus om u vocht te geven. Hoeveel vocht u krijgt hangt af van hoeveel u drinkt en plast, en of u nog medicatie via het infuus moet krijgen, zoals antibiotica of medicatie tegen eventuele misselijkheid. U heeft ook een drukverband en/of een brace om de knie. Eventueel kunnen we u een verblijfskatheter geven.

Mogelijke complicaties

Bij deze operatie is er een kans op complicaties, zoals nabloeding, ontsteking van de wond, doofheid van de omliggende huid, loslaten van het fixatiemateriaal en niet goed vastgroeien van de breuk. Het kan ook voorkomen dat u last krijgt van irritatie van het fixatiemateriaal, omdat het materiaal vlak onder de huid wordt geplaatst. We kunnen het fixatiemateriaal verwijderen als de breuk goed genezen is, meestal na negen tot twaalf maanden na de operatie. Als u geen last heeft van het fixatiemateriaal, kunt u het veilig laten zitten.

Controles

Op de uitslaapkamer en op de verpleegafdeling controleren we u geregeld. We controleren de wond, de vitale functies, de circulatie van de tenen en het gevoel en de warmte van de voet. Het is belangrijk dat u zelf goed aangeeft als u pijn of misselijkheid ervaart of als u zich niet lekker voelt.

Dieet

Als u na de operatie goed wakker bent, mag u weer normaal eten.

Pijn

Op de verpleegafdeling krijgt u vier keer per dag paracetamol. Zo nodig krijgt u ook zwaardere pijnstilling. Bij spinale anesthesie is het gevoel in uw benen bij terugkomst op de afdeling vaak nog niet helemaal terug. Dat komt langzaam weer terug.

Wondverzorging

Het drukverband mag na 48 uur worden verwijderd. Zo nodig kan er nog een pleister op de wond. De hechtingen worden na 10 tot 14 dagen verwijderd. Dit kan op de polikliniek of bij de huisarts worden gedaan.

Douchen en baden

De eerste 48 uur na de operatie mag u niet douchen omdat de wond droog moet blijven.

De eerste week na de operatie mag u niet in bad om te voorkomen dat de wond week wordt.

Belastbaarheid

Na de operatie kunt u het been niet direct volledig belasten. Hoe lang u rust moet houden, is afhankelijk van het soort breuk en hoe stevig de chirurg de breukdelen weer aan elkaar heeft kunnen zetten. Meestal mag u het been tot 6 weken na de operatie niet belasten zonder brace. U mag dan wel de hak belasten, maar niet de knie buigen en/of het been heffen. U mag het been wel bewegen/oefenen om het gewricht soepel te houden, als de pijn dat toelaat.

Antistolling

Na de operatie krijgt u één keer per dag in de buik of in het bovenbeen een injectie met een antistollingsmiddel. Dit is een medicijn om trombose (een bloedstolsel in een bloedvat) te voorkomen. U blijft het antistollingsmiddel gedurende 6 weken gebruiken.

Naar huis

De arts bepaalt samen met de fysiotherapeut en de verpleegkundige wanneer u naar huis kunt. Meestal mag u naar huis als u zelfstandig kunt lopen, eventueel met een loophulpmiddel.

Thuis moet u doorgaan met fysiotherapie. Zo nodig moet u of een van uw naasten een loophulpmiddel regelen. Ook is het belangrijk dat u of een van uw naasten leert hoe de antistolling geïnjecteerd moet worden. De verpleegkundige kan u dit leren. Maar u kunt hiervoor ook thuiszorg inschakelen. Als alles geregeld is, mag u met ontslag naar huis. Als u na de opname niet direct naar huis kunt, dan bespreken we met u wat de andere mogelijkheden zijn, zoals revalideren in een instelling.

Controleafspraak

U krijgt van de verpleegkundige een afspraak mee voor controle op de polikliniek Chirurgie.

Problemen thuis

De eerste 24 uur na ontslag uit het ziekenhuis kunt u bij problemen contact opnemen met de polikliniek Chirurgie (binnen kantoortijden) of de Spoedeisende hulp (buiten kantoortijden). Daarna moet u in geval van problemen contact opnemen met uw huisarts of de huisartsenpost. Neem in ieder geval contact op bij de volgende problemen:

  • rode, gezwollen, warm aanvoelende huid rondom de wond
  • koorts of rillingen, lichaamstemperatuur hoger dan 38,5°C
  • plotselinge heftige pijn

Vragen

Heeft u nog vragen, dan kunt u contact opnemen met de polikliniek Chirurgie.

Telefoonnummers

Polikliniek Chirurgie
088 250 5333

Opmerkingen over de tekst

Vindt u iets onduidelijk beschreven? Of ontbreekt er informatie? Dat horen wij graag. U kunt opmerkingen over de tekst doorgeven via [email protected]

Bijgewerkt op: 10 februari 2022

Code: CH84