Anesthesie bij kinderen

Binnenkort ondergaat uw kind een operatie in het Diakonessenhuis. In deze folder vindt u informatie over de gang van zaken rond de operatie en over de verdoving (= anesthesie).

Onderwerpen die aan de orde komen, zijn:

  • de gang van zaken op de preoperatieve screening (POS)
  • de voorbereiding op de operatie
  • de verschillende vormen van anesthesie
  • pijnbestrijding rond de operatie

Voor de leesbaarheid noemen we een kind hij/hem. Waar ‘hij’ staat, kunt u uiteraard ook ‘zij’ lezen. Waar in de tekst over ouders wordt gesproken, kunt u ook verzorgers lezen.  

Preoperatieve screening (POS)

Ter voorbereiding op de operatie ondergaat uw kind een preoperatieve screening. Deze bestaat uit een gesprek met een intakeverpleegkundige en een bezoek aan de anesthesioloog (de verdovingsarts). De gang van zaken is als volgt:

Aansluitend op het polikliniekbezoek waarin de arts de operatie met u en uw kind besproken heeft, gaat u langs bij de preoperatieve screening (POS). Hier wordt een afspraak met u gemaakt voor een gesprek met de verpleegkundige en met de anesthesioloog of physician assistant Anesthesiologie. De verpleegkundige informeert u over de operatie, de anesthesioloog informeert u over de verdoving tijdens de ingreep en onderzoekt uw kind. Er is gelegenheid om vragen te stellen. Tijdens uw bezoek aan de POS geven u en/of uw kind ook toestemming voor de anesthesie en behandeling, conform de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). In principe gaan onze zorgverleners er daarbij vanuit dat u en uw kind instemmen met anesthesie en behandeling, tenzij u nadrukkelijk aangeeft dat u geen toestemming geeft. Lees hierover meer in de folder 'Patiëntenrechten van u en uw kind'. Houd er rekening mee dat een bezoek aan de POS ongeveer een uur in beslag neemt.

Voorbereiding op de ziekenhuisopname

Voorlichting in het ziekenhuis

Wij stellen het op prijs als u voor de opname met uw kind een bezoek brengt aan de kinderafdeling of kinderdagbehandeling voor kennismaking en voorbereiding. Uw kind raakt alvast vertrouwd met de omgeving. Bovendien kunt u dan bij ons terecht met eventuele vragen of onduidelijkheden. Meer informatie hierover vindt u in de folders 'Opname op de kinderafdeling' en 'Opname op de kinderdagbehandeling'.

Voorbereiding thuis

Ook thuis kunt u uw kind voorbereiden op de ziekenhuisopname. In de folders ‘Opname op de kinderafdeling’ en ‘Opname op de kinderdagbehandeling’ (afhankelijk van waar uw kind wordt opgenomen) vindt u algemene adviezen. Specifiek voor de verdoving geldt nog het volgende: Vertel uw kind dat een algehele verdoving (narcose) iets anders is dan gewoon slapen. Grotere kinderen zijn nogal eens bang dat ze tijdens de ingreep wakker zullen worden. De anesthesioloog zorgt ervoor dat dit niet gebeurt.

Voorbereidingen op de operatie

Wijziging gezondheidstoestand

Tussen de preoperatieve screening en de dag van de operatie kan de gezondheidstoestand van uw kind veranderen. Uw kind heeft bijvoorbeeld andere klachten gekregen of is (andere) medicijnen gaan gebruiken. Neem in de volgende gevallen contact op met de behandelend arts en de afdeling waar uw kind wordt opgenomen:

  • als uw kind vlak voor de geplande ingreep ziek wordt
  • als uw kind koorts krijgt (boven 38,5 graden Celsius)
  • als uw kind in contact is geweest met besmettelijke kinderziekten (bijvoorbeeld waterpokken)

Soms is het dan beter de operatie uit te stellen.

Vaccinaties

Vaccinaties rond de operatiedag kunt u beter uitstellen. Het advies is:

  • DKTP en/of Hib vaccinaties: niet binnen 3 dagen vóór en 3 dagen na de operatie
  • BMR vaccinatie: niet binnen 14 dagen vóór of 3 dagen na de operatie
  • Meningokokken-ACWY vaccinatie: niet binnen 3 dagen vóór en 3 dagen na de operatie
  • Griepvaccinatie: niet binnen 3 dagen vóór en 3 dagen na de operatie

Medicijnen

  • Neem de medicijnen van uw kind mee op de dag van opname. 
  • Over het algemeen kan uw kind de dagen voor de operatie en ook op de operatiedag de medicijnen die hij gebruikt gewoon innemen. In sommige gevallen moet uw kind op de dag van de operatie of enkele dagen ervoor stoppen met het innemen van medicijnen. Tijdens de preoperatieve screening wordt dit met u afgesproken.
  • In de meeste gevallen wordt ongeveer een uur voor de operatie gestart met pijnmedicatie in de vorm van zetpil of (zuig)tablet. Deze medicijnen werken preventief en zorgen ervoor dat pijn na de operatie sneller bestreden kan worden.

Nuchter zijn

Het is belangrijk dat uw kind voor de operatie nuchter is. Dit betekent dat de maag zo leeg mogelijk moet zijn om de kans te verkleinen dat maaginhoud tijdens de operatie in de longen komt. Het is dus voor de veiligheid van uw kind. Houd u aan de volgende regels:

  • Tot 6 uur voor de operatie mag uw kind gewoon eten en drinken of een flesvoeding krijgen. Voor zuigelingen jonger dan 1 jaar geldt dat zij tot 4 uur voor de operatie borstvoeding mogen drinken (geen flesvoeding).
  • Tot 1 uur voor de operatie mag uw kind alleen nog heldere dranken drinken. Heldere dranken zijn: water, thee, heldere appelsap, aanmaaklimonade of koffie (zonder melk, suiker mag wel). Niet toegestaan zijn melk en melkproducten, koolzuurhoudende dranken en dranken met vezels. Voor kinderen is het niet goed om te lang nuchter te zijn. Laat uw kind daarom in deze periode elk uur een paar slokjes nemen van een glucosehoudende drank zoals aanmaaklimonade of thee met suiker.
  • Vanaf 1 uur voor de operatie mag uw kind helemaal niets meer innemen. 

De secretaresse van de kinderafdeling brengt u een dag van tevoren telefonisch op de hoogte van het tijdstip van opname en operatie. U kunt dan zelf, aan de hand van de bovenstaande instructies, berekenen wanneer uw kind nog iets mag eten/drinken.

Heeft uw kind toch wat gegeten of gedronken na de hierboven genoemde tijden, dan is het mogelijk dat de operatie die dag niet door kan gaan.

Praktische voorbereidingen

  • Verwijder eventuele make-up (nagellak en kunstnagels mogen wel).
  • Doe eventuele contactlenzen vlak voor de operatie uit.
  • Heeft uw kind lange haren, vlecht deze dan in. Dit is vanwege hygiënevoorschriften op de operatieafdeling. Gebruik liever geen haarspeldjes.
  • Verwijder losse beugels en plaatjes voor de operatie uit de mond.
  • Laat het weten als uw kind loszittende tanden of kiezen heeft.
  • Zorg dat uw kind op de opnamedag geen oorbellen, ringen, kettingen of armbanden draagt.
  • Piercings zijn toegestaan tenzij:
    • deze in of bij de luchtweg (mond/keelholte) zitten
    • scherpe uiteinden hebben
    • door de ligging tijdens een operatie tot problemen kunnen leiden (bijvoorbeeld een navelpiercing bij buikligging)

De verdoving

Algehele anesthesie (narcose)

Er bestaan verschillende vormen van verdoving. De medische term voor verdoving is anesthesie. In de volksmond wordt algehele anesthesie vaak narcose genoemd. Een algehele anesthesie wil zeggen dat uw kind tijdens de operatie diep in slaap is. Hij voelt, hoort of ziet niets van de operatie. De algehele anesthesie wordt via een kapje of via een infuus toegediend. In geval van een infuus krijgt uw kind een prik in de elleboogplooi of bovenkant van de hand waarbij een plastic slangetje wordt achtergelaten. De keus voor een kapje of infuus is onder andere afhankelijk van de leeftijd, het gewicht van uw kind en het soort ingreep. U en uw kind bespreken dit met de anesthesioloog.

Toediening via een kapje
De anesthesioloog plaatst een kapje over de mond en neus van uw kind. Uit de kap komt narcosegas. Hierdoor valt uw kind in een diepe slaap. Uw kind kan snurken of onwillekeurige bewegingen maken. Uw kind moet het narcosegas diep inademen. Omdat het gas niet lekker ruikt, vinden kinderen dit vaak moeilijk. Het duurt dan wat langer voordat de narcose werkt. Ook geldt dat hoe groter een kind is, hoe langer het duurt voordat het kind slaapt.

Toediening via een infuus
De infuusnaald (prik) wordt geplaatst in de elleboogplooi of in de bovenkant van de hand. Deze plaatsen worden op de kinderafdeling ingesmeerd met verdovingszalf. Hierdoor voelt uw kind het prikken minder. De anesthesioloog brengt op de operatiekamer het infuus aan en spuit daardoor het slaapmiddel in. Dit kan een branderig gevoel in de arm of hand geven. Uw kind valt snel in een diepe slaap. De verdoving wordt onderhouden via het kapje of het infuus. De anesthesioloog en/of een anesthesiemedewerker blijven bij de operatie aanwezig om op uw kind te letten.

Combinatie van anesthesie

Soms combineert de anesthesioloog de algehele anesthesie met een andere vorm van verdoving. Dit wordt wel een lokale of regionale anesthesie genoemd. Wanneer uw kind onder algehele verdoving is gebracht, krijgt hij een extra prik. De plaats van de prik is afhankelijk van het gebied waar geopereerd wordt. Door deze prik heeft uw kind na de operatie minder pijn en kan de narcose wat lichter zijn. Afhankelijk van de locatie van deze prik kunnen de benen verdoofd zijn.

Andere soorten anesthesie

Met name bij grotere kinderen kan er in overleg regionale of lokale anesthesie worden gegeven.

Regionale anesthesie
Hierbij wordt een groter gedeelte van het lichaam, zoals een arm of het hele onderlichaam, tijdelijk gevoelloos gemaakt. Uw kind voelt geen pijn. Wel kan hij tijdens de operatie voelen dat hij wordt aangeraakt. Van de operatie ziet uw kind niets omdat alles met doeken wordt afgedekt. Uw kind blijft tijdens de operatie wakker. Als hij dat niet prettig vindt, kan hij een slaapmiddel krijgen. 

Lokale of plaatselijke anesthesie
Hierbij wordt alleen de plaats van de operatie gevoelloos gemaakt door het inspuiten van een verdovend middel. Deze vorm van verdoving is vooral geschikt voor kleinere ingrepen.

Meer informatie vindt u in de folder ‘Algehele en regionale anesthesie’.

Bijwerkingen van de narcose

Terug op de afdeling kan uw kind zich nog wat slaperig voelen. Ook kan hij misselijk zijn of braken. De verpleegkundigen weten precies wat ze uw kind kunnen geven tegen deze klachten. U mag er gerust om vragen. Uw kind kan een zwaar of kriebelig gevoel achter in de keel hebben. Dat komt door het buisje dat tijdens de operatie in zijn keel zat om de ademhaling te controleren. De irritatie verdwijnt vanzelf binnen een aantal dagen.

Veel kinderen hebben dorst na een operatie. Als uw kind direct na de operatie weer mag drinken, begin dan met kleine hoeveelheden. Mag uw kind niet meteen drinken, dan kunt u zijn lippen nat maken om de ergste dorst weg te nemen. 

Als de operatie het toelaat en uw kind goed wakker is, krijgt hij een waterijsje van de verpleegkundige. Dit kan helpen tegen de dorst, pijn en misselijkheid.

Complicaties

Bij de anesthesie kunnen complicaties ontstaan. Zo kunnen er allergische reacties op de medicijnen optreden. Bij het inbrengen van het beademingsbuisje kan het gebit beschadigd raken. Het optreden van ernstige complicaties is vrijwel altijd te wijten aan een calamiteit of het hangt samen met de gezondheidstoestand van uw kind vóór de operatie. Vraag uw anesthesioloog gerust of de verdoving voor uw kind specifieke risico’s met zich meebrengt.

Op de operatieafdeling

Samen met een verpleegkundige brengt u uw kind in bed naar de operatieafdeling. Bij zowel een geplande als een spoedoperatie mag één van de ouders mee de operatiekamer in. Uw kind mag een knuffel meenemen. Bij de ingang van de operatieafdeling krijgt u een operatiepak aan en een muts op. Ook uw kind krijgt een muts op. Het is raadzaam uw kind van tevoren te vertellen dat u andere kleding aan zult trekken en een muts zult dragen.

De holding

Op de operatieafdeling komt u eerst in een voorruimte, de holding. Hier zijn verpleegkundigen die uw kind ontvangen. Zij dragen blauwe kleding en gekleurde mutsen. Op de holding zijn ook andere patiënten, zowel kinderen als volwassenen, die op hun operatie wachten of terugkomen van een operatie. Voor sommige kleine ingrepen komt uw kind op een kleine holding waar alleen kinderen wachten. Zij komen na de operatie terug op een kleine kinderholding. Meestal kunnen u en uw kind snel terecht op de operatiekamer. In een enkel geval kan het toch gebeuren dat u even moet wachten. Richt u dan zoveel mogelijk op uw kind en probeer zo min mogelijk op de mensen of gebeurtenissen om u heen te letten. Neem eventueel een boekje of speeltje mee, zodat u uw kind kunt afleiden.

De operatiekamer

In de operatiekamer zijn de arts die uw kind zal opereren, de anesthesioloog, de anesthesiemedewerker en minimaal twee operatieassistenten aanwezig. Er staat veel apparatuur en boven de operatietafel hangen één of meer grote lampen.

Als uw kind op de operatietafel ligt, wordt meestal eerst de bewakingsapparatuur aangesloten. Uw kind krijgt plakkers op zijn borst om de hartslag te meten en een klemmetje op de vinger of teen om het zuurstofgehalte in het bloed bij te houden.

Hierna brengt de anesthesioloog uw kind in slaap. Tijdens het in slaap brengen kunt u zachtjes en rustgevend tegen uw kind praten en zijn hand vasthouden.

Tijdens de overgang naar het slapen maakt uw kind verschillende stadia door. Daarbij maakt het onwillekeurige bewegingen met de armen of benen. Soms draaien de ogen. Veel kinderen gaan hoorbaar ademen. Dit is normaal, u hoeft zich daarover geen zorgen te maken. Vervolgens wordt uw kind slap en valt hij in slaap. Sommige kinderen raken door de ongewone situatie overstuur. Het is dan beter om door te gaan en het kapje op de neus en mond te zetten. Dit komt misschien niet zo prettig op u over. Het snel in slaap maken van een kind in paniek kan voor het kind de beste oplossing zijn en voorkomen dat het nog meer overstuur raakt. Als uw kind slaapt, begeleidt een operatieassistent u uit de operatiekamer.

Wachten tijdens de operatie

Bij operaties die maximaal een half uur duren, houdt u de operatiekleding aan en blijft u wachten in het zitje bij de operatiekamers. Zodra uw kind op de uitslaapkamer is, wordt u opgehaald. Bij operaties die langer dan een half uur duren, kunt u de operatiekleding uittrekken en teruggaan naar de kinderafdeling of plaatsnemen in de wachtkamer. De operatieafdeling belt naar de kinderafdeling zodra uw kind op de uitslaapkamer ligt. Een verpleegkundige van de afdeling brengt u dan naar de uitslaapkamer.

De uitslaapkamer

Als de operatie achter de rug is, brengen de anesthesioloog en de anesthesiemedewerker uw kind naar de uitslaapkamer. Dit is een aparte ruimte vlakbij de operatiekamer. U wordt zo snel mogelijk na de operatie geroepen. Als uw kind wakker wordt, zal hij nog heel slaperig zijn. Ook kan uw kind misselijk zijn, pijn hebben of hees zijn. Uw kind is aangesloten op bewakingsapparatuur. Als uw kind (nog) niet mag eten en drinken, krijgt hij via een infuus vocht binnen. Afhankelijk van hoe het eten en drinken gaat, wordt het infuus verwijderd. Een gespecialiseerde verpleegkundige let er op dat uw kind goed van de operatie bijkomt. Als de operatie het toelaat en als uw kind goed wakker is, krijgt hij een waterijsje van de verpleegkundige. Dit kan helpen tegen de dorst, pijn en misselijkheid.

Terug naar de afdeling

Als uw kind goed wakker is, komt de verpleegkundige van de kinderafdeling u en uw kind ophalen. Meestal mag uw kind weer snel beginnen met drinken (kleine hoeveelheden) en daarna eten. 

Pijnbestrijding na de operatie

Het streven is om pijn na de operatie zoveel mogelijk te bestrijden. Pijn mag geen belemmering zijn voor doorademen, ophoesten en bewegen. De verpleegkundigen en de arts zullen daarom regelmatig naar de pijn vragen. U en/of uw kind hoeven bij pijn niet te wachten tot de verpleegkundige aan bed komt voor de pijnmeting. Als uw kind pijn heeft, dan kunt u dat het beste meteen aangeven. Hierdoor kan de pijnmedicatie, als dat nodig is, op tijd worden aangepast. Hoe langer uw kind wacht met het melden van de pijn, hoe moeilijker het is de pijn te bestrijden.

Pijnmeting

De verpleegkundige meet de pijn aan de hand van een observatielijst (kleine kinderen) of met een ‘pijnmeetlatje’ (7 tot 18 jaar). De verpleegkundige vraagt uw kind op het pijnmeetlatje met gezichtjes of cijfers aan te geven hoeveel pijn hij op dat moment ervaart. Zo nodig wordt de pijnbestrijding in overleg met de anesthesioloog en/of kinderarts aangepast.

Afbeelding van een pijnmeetlat

Pijnmedicatie na de operatie

Na de operatie krijgt uw kind pijnmedicatie volgens een vast schema. Dat wordt gedaan om de pijn zoveel mogelijk te beperken. Het is dus heel belangrijk dat uw kind de medicatie op de voorgeschreven tijden inneemt. Ook als uw kind vindt dat de pijn op dat moment wel meevalt. Het vormt de basis voor een goede pijnbestrijding. Als de pijnstilling niet voldoende is, geef dit dan meteen aan zodat het schema aangepast kan worden.

Extra pijnmedicatie

Wanneer de pijn voor uw kind onaanvaardbaar is, schrijft de anesthesioloog en/of de kinderarts in overleg met u extra pijnmedicatie voor. Deze krijgt uw kind dan naast de pijnmedicatie die het op vaste tijden moet innemen. Dit kunnen tabletten of zetpillen zijn.

Andere vormen van pijnbestrijding

Pijnmedicatie via een PCA-systeem
PCA is een afkorting van Patient-Controlled Analgesia. Hiermee kan uw kind de pijnbestrijding zelf regelen via het infuus. Door middel van een druk op een knop kan uw kind zichzelf pijnmedicatie toedienen zodra de pijn opkomt. De concentratie en de hoeveelheid zijn zo berekend dat het onmogelijk is dat uw kind zichzelf te veel toedient. Voorwaarde is wel dat uw kind zelf de pomp bedient. U mag nooit op de knop drukken, want dan kan het systeem niet veilig zijn.

Pijnmedicatie via een continu infuus
Ook kan de anesthesioloog in overleg met u besluiten tot een continu morfine-infuus. Via een elektronisch instelbare infuuspomp krijgt uw kind dan continu morfine toegediend.

Niet-medicamenteuze pijnbestrijding
Ook niet-medicamenteuze pijnbestrijding zoals afleiding, ontspanning en soms hypnose worden toegepast om pijn zo veel mogelijk te beperken. Vraag gerust naar een medisch pedagogisch zorgverlener. Deze is speciaal opgeleid om u hierover een goed advies te geven.

Tijdsduur van de pijnmedicatie

Uw kind krijgt meestal tot en met de tweede dag na de operatie de voorgeschreven pijnmedicatie. Hierna is de pijn meestal niet meer zo hevig als in de eerste twee dagen. De medicatie wordt dan langzaam afgebouwd en er wordt gestart met andere pijnstillers. Er wordt steeds overlegd met u, en indien mogelijk met uw kind, of hij nog pijnmedicatie nodig heeft.

Weer thuis

Het kan zijn dat uw kind thuis tijdelijk ander gedrag vertoont. Uw kind kan bijvoorbeeld angstig zijn wanneer u hem alleen laat. Ook kan uw kind ’s nachts onrustiger slapen, opnieuw in bed gaan plassen, sneller boos worden of meer achter u aan lopen dan gebruikelijk. Dit soort reacties treden vaker op en zijn normaal. Door begrip te tonen, verdwijnt het gedrag na enkele weken vanzelf. Mocht u hierbij hulp nodig hebben of andere vragen hebben, dan kunt u altijd contact opnemen met de medisch pedagogisch zorgverlener. Het telefoonnummer vindt u achter in deze folder. Meer informatie vindt u ook in de folder ‘Weer thuis na een ziekenhuisopname’.

Vragen

Wij hebben u met deze folder zo goed mogelijk willen informeren over de gang van zaken rond de operatie en over de verdoving. Met vragen of opmerkingen kunt u terecht bij de verpleegkundigen van de afdeling waar uw kind wordt opgenomen.

(Patiënten)organisaties

Voor informatie en voor advies over het voorbereiden van uw kind kunt u terecht bij de Stichting Kind en Ziekenhuis. Deze landelijke stichting wil het welzijn van het kind bevorderen voorafgaand, tijdens en na een ziekenhuisopname. Meer informatie vindt u op de website van Stichting Kind en ziekenhuis.

Telefoonnummers

Polikliniek Kindergeneeskunde Zeist
088 250 6326

Polikliniek Kindergeneeskunde Utrecht
088 250 6326

Polikliniek Doorn
088 250 8888

Opnameplanner kinderafdeling/ kinderdagbehandeling
088 250 6966

Kinderafdeling (5 C)
088 250 6134

Kinderdagbehandeling Utrecht (5 A)
088 250 6129

Kinderdagbehandeling Zeist (ZKD3)
088 250 9556

Medisch pedagogisch zorgverleners
088 250 5395

Preoperatieve screening Utrecht
088 250 5058

Preoperatieve screening Zeist
088 250 9030

Opmerkingen over de tekst

Vindt u iets onduidelijk beschreven? Of ontbreekt er informatie? Dat horen wij graag. U kunt opmerkingen over de tekst doorgeven via [email protected].

Bijgewerkt op: 16 februari 2024

Code: ANST5